welzijn & zorg

Rechtkrabbelen na de klap

Na 22 maart: ook de hulpverleners hebben bijstand nodig
30.01.2017
Foto's
Karel Hemerijckx

Erik de Soir is de bekendste traumapsycholoog van Vlaanderen. Bij elke ramp rukt hij uit om slachtoffers en hulpverleners bij te staan. Ook 22 maart 2016 staat in zijn geheugen gegrift. “De meeste hulpverleners hadden maar één vraag: hebben de mensen die ik probeerde te helpen het gehaald?”

Heel wat mensen hebben 22 maart 2016, de dag van de aanslagen in Brussel, afgesloten met Erik de Soir. De majoor en brandweerpsycholoog, bekend vanwege zijn expertise rond psychotrauma, was een van de gesprekspartners bij het Eén-programma Van Gils & Gasten. Hij kwam vertellen over die helse dag, die nog steeds in zijn geheugen gegrift staat. “Ik had een dag vakantie genomen om in Hasselt naar een lezing van een ex-patiënt te gaan. ’s Ochtends bracht ik de kinderen naar school en toen hoorde ik op de radio over een ontploffing in Zaventem, waarbij één dode zou zijn gevallen. Maar de nieuwsberichten – en de dodentol – liepen snel op. Nog voor ik in Hasselt aankwam, stond het vast dat het om een bomaanslag ging. En dat er bovendien een tweede was gevolgd, in Maalbeek. Onderweg begon ik alvast te bellen om onze Fire Stress Teams, een vrijwilligersnetwerk voor collegiale opvang binnen de brandweer, in vooralarm te zetten.”

Na een uur op de lezing hield de Soir het niet meer uit. Hij had al tientallen gemiste oproepen: collega’s van brandweer en politie, psychologen die hulp aanboden, journalisten. “Ik besloot om thuis mijn brandweeruniform aan te trekken en meteen door te rijden naar de Brusselse brandweerkazerne. Daar kwamen de eerste brandweerlui en ambulanciers binnen. Gebroken mannen en vrouwen. Met een snel samengesteld team van psychologen, maatschappelijk assistenten en brandweercollega’s van het Fire Stress Team voerden we die middag de eerste gesprekken. En ’s avonds was er dus nog Van Gils & Gasten. Ik kwam pas een stuk in de nacht weer thuis.”

Hoogst uitzonderlijk

Uiteraard denken we bij zulke aanslagen in de eerste plaats aan de slachtoffers. Maar ook de hulpverleners hebben bijstand nodig. “Zij doen natuurlijk ‘gewoon’ hun werk, ze vragen in de meeste gevallen zelfs geen erkenning voor hun heldendaden. Maar deze interventie was toch hoogst uitzonderlijk door de omvang, het plotse karakter en vooral de mate van geweld en gruwel. Het meest aangrijpende voor de vele hulpverleners, militairen en politiemensen, waren de mensen die ze niet meer hadden kunnen helpen. Of de verminkte lichamen. Bovendien liepen ze tijdens deze aanslagen ook zelf gevaar: tot driemaal toe hebben de hulpverleners het bevel gekregen om zelf te vluchten en op die momenten moesten ze hun slachtoffers in de steek laten.” De meesten hadden maar één vraag, herinnert de Soir zich. “Hebben de mensen die ik heb proberen te helpen het gehaald? Later bleek dit ook de wens van de slachtoffers zelf: hun hulpverlener opnieuw ontmoeten. De overheid zou dus alles in het werk moeten stellen om dit soort contacten mogelijk te maken.”

 

Goed voor elkaar zorgen

Die eerste momenten luisterde de Soir vooral naar al die vreselijke verhalen. “Ik geef weinig adviezen, maar leg hulpverleners wel de mechanismen van overlevingsgedrag en traumatisering uit, zodat ze zowel de reactie van de slachtoffers als hun eigen reacties beter begrijpen. Ik heb hen die middag vooral op het hart gedrukt om goed voor elkaar te zorgen: niet alleen ziek thuis gaan zitten en zichzelf de tijd gunnen om te reconstrueren wat er wanneer en hoe precies gebeurd was. Dat is de eerste stap in traumaverwerking. Om te kunnen helen, moet je een heel en compleet beeld krijgen van wat er gebeurd is. De dag zelf was het vooral belangrijk dat de brandweerlui en ambulanciers goed voor zichzelf zorgden, door rust en verpozing te zoeken, maar zeker ook te eten en voldoende te drinken. Voor een hulpverlener komt het er namelijk op aan om paraat te blijven, want de andere ongevallen en branden stoppen niet omdat er een aanslag is geweest.”

“Om te kunnen helen, moet je een compleet beeld krijgen van wat er gebeurd is.”

Al duurt de echte verwerking veel langer. “Heel wat hulpverleners konden pas na een maand stilstaan bij de emotionele storm waar ze doorheen waren gegaan. In het begin hoorde ik van velen dat die dag onwerkelijk leek en dat ze er geen coherent verhaal over konden vormen. Het is, vanuit het standpunt van de traumaverwerking, heel belangrijk dat die lacunes zoveel mogelijk opgevuld worden. Anders vormen ze de basis van allerhande vormen van herbeleving, overdag en ’s nachts.”

Formeel kader, graag

Zelf wordt de Soir al jaren geconfronteerd met zware rampen. Hij geeft toe dat al die gedetailleerde beschrijvingen van collega-hulpverleners en slachtoffers hem niet loslaten. “Maar ik heb ermee leren omgaan. Voor mij helpen meditatie, sport, wandelen met mijn hond, stilte opzoeken of gewoon dicht bij mijn vrouw en dierbaren zijn. Maar het zwaarst word ik getroffen door de laksheid van de overheid. Sinds 1993 bouw ik het Fire Stress Team (FiST) uit: een netwerk van vrijwilligers, hulpverleners voor hulpverleners. Sindsdien hebben we al elke minister van Binnenlandse Zaken proberen te overtuigen van het belang daarvan. Er is dringend nood aan een formeel kader voor psychosociale hulpverlening en een systematische wetenschappelijke opvolging van de slachtoffers van rampen. Ik hoop dat ik ooit de leiding zal kunnen nemen van een multidisciplinair team van terreinmensen en wetenschappers die met een stevig mandaat de begeleiding in zulke vreselijke situaties degelijk kunnen organiseren.”