welzijn & zorg

Een dag die je nooit vergeet

Hoe verwerken hulpverleners de aanslagen op Zaventem en Maalbeek?
30.01.2017
Foto's
Bob Van Mol

Bij veel hulpverleners staan de gruwelijke taferelen van 22 maart 2016 op het netvlies gebrand. Zo ook bij Emmanuel Foriers, adjudant bij brandweerzone Vlaams-Brabant West. “De geur van springstof en verbrand vlees: dat zal ik nooit vergeten.”

De ochtend van 22 maart was heel kalm begonnen. Maar enkele minuten na onze briefing hoorden we ineens een luide knal. We dachten meteen aan een zwaar verkeersongeval en een van de jongens ging kijken op straat. Twee minuten later ging onze sirene af. We werden opgeroepen voor ‘een ongeval met gevaarlijke stoffen’ op de luchthaven. Meer wisten we niet. Aanvankelijk was het ook niet duidelijk waar we precies moesten zijn. Ik koos voor de laagste verdieping, waar ook het treinstation is. Van daaruit gingen we naar boven. De eerste mensen die we tegenkwamen waren lichtgewond, maar het werd steeds erger. Boven zagen we dodelijke slachtoffers liggen, mensen met afgerukte lichaamsdelen. Dat beeld vergeet je nooit. Een collega vertelde me over een slachtoffer dat zijn voet was verloren: hij stond daar op zijn bot. Maar ook de geur was heel indringend. Springstof, verbrand vlees en haar. Ook dat zal me altijd bijblijven.”

Bang voor collega’s

“Dit was veruit de ergste ramp uit mijn hele carrière. We hebben ook bijstand geboden bij het treinongeval in Buizingen: zeer dramatisch, maar een ongeval. Dat kun je nog plaatsen. Maar tot vandaag kan ik niet begrijpen hoe mensen andere mensen zoiets kunnen aandoen.” “Echt voorbereid kun je niet zijn. Zo’n hoeveelheid menselijk leed verwacht je gewoonweg niet. Iedereen probeert zo goed mogelijk zijn taken uit te voeren. Zelf had ik een aantal prioriteiten. Ten eerste: de stabiliteit van het gebouw. Daar was ik vrij snel gerust in, ik vermoedde dat er geen instortingsgevaar was. Daarna was er een tweede grote dreiging: de aanwezigheid van een van de terroristen, al dan niet gewapend. Gelukkig zijn we zeer goed bijgestaan door politie en militairen, die onze ploegen hebben begeleid. En tot slot was er de melding dat er nog een bom in het gebouw zou zijn, een bomauto of zelfs sluipschutters. Op dat moment was ik minder bang voor mijn eigen leven dan voor dat van collega’s. Een heel vreemd en machteloos gevoel: alsof je een kind ziet dat in gevaar is, maar je kunt niets doen.”

Afgesloten, maar niet vergeten

“Het was zeker traumatiserend, ook voor ons. Zeker bij de oudere brandweerlui zie ik dat. Mannen die ineens niet meer kunnen slapen. Zelf heb ik dat ook. Tijdens mijn wachtdiensten in de kazerne schiet ik vaak ’s nachts wakker. Als ik dan rondloop, ben ik nooit de enige. Vroeger kon iedereen rustig slapen. Meteen na de aanslagen heeft het Firefighter Stress Team (FiST) ons opgevangen voor een debriefing. Later volgde nog een collectieve vergadering. Nadien was er ook verdere psychologische begeleiding mogelijk, maar persoonlijk voelde ik die behoefte niet. Er wordt hier ook bijna niet meer over gepraat. Het is een afgesloten interventie, we proberen nu verder te gaan. We kunnen niet anders.”