welzijn & zorg

‘Sociaal werk is spannend. Sociaal werkers gaan op pad met mensen, maar weten nooit wat de uitkomst zal zijn’

Een verslag van de Sociaalwerkconferentie
25.05.2018
Foto's
Sigrid Spinnox

Op 24 mei vond de Sociaalwerkconferentie plaats in The Egg in Brussel. Duizend sociaal werkers zakten af naar Brussel om samen na te denken over wat sterk sociaal werk in de toekomst nodig heeft. De conferentie focuste vooral op de beginselen van het sociaal werk: het realiseren van mensenrechten en sociale rechtvaardigheid. Weliswaar was erbij, volgde workshops en sprak met organisatoren en sprekers.

Marcel Spierts, onderzoeker en publicist op het gebied van sociaal werk, beet als spreker de spits af. Hij focuste op democratie als essentieel onderdeel van sociaal werk. Volgens hem is sociaal werk een bemiddelingsproces tussen sociaal werkers en hun cliënten, bedoeld om de mogelijkheden van mensen die het moeilijk hebben te vergroten. Sociaal werk draait daarom om conflicten en het oplossen van conflict, de basis van democratie. “Voor sociaal werkers is democratie een way of life.”
Marcel Spierts: “Dit voelt niet als een conferentie, maar als een manifestatie, een beweging”
Volgens Spierts moeten sociaal werkers veel geduld hebben, omdat ze telkens alles opnieuw moeten uitleggen. Ze moeten kansen afwachten en mogen niet met zich laten sollen. Sociaal werk is steeds opnieuw een experiment: er bestaan geen prefab-oplossingen, geen one size fits all. 
Daniël Janssens, die de workshop ‘informatiedeling en vertrouwen’ brengt, beaamt: “Sociaal werk is een spannend beroep. Sociaal werkers gaan op pad met mensen, maar weten nooit op voorhand wat de uitkomst van hun werk zal zijn.”

‘Vertrouwen is de basis van goed sociaal werk’
In zijn workshop zegt Janssens dat sociaal werkers mensen verbinden met elkaar, met hun buurt, met maatschappelijk instituties zoals scholen. Sociaal werkers hebben het goed voor met de mensen die ze begeleiden en vertrekken vanuit hun verhalen: persoonlijke verhalen over verlies en hoop, kracht en verdriet, mislukken en groeien. Kwetsbare mensen hebben daarbij nood aan tijd en een veilige ruimte om hun verhaal te kunnen brengen. Die veilige ruimte wordt onder andere beschermd door het beroepsgeheim. 
Sociaal werkers moeten vaak wikken wegen: ze moeten verantwoordelijkheid nemen én het vertrouwen winnen van mensen. De wet biedt niet altijd een antwoord, maar schept enkel een kader. Sociaal werkers gaan daarom heel zorgvuldig en zorgzaam te werk: ze zijn zich bewust van hun rol, van het doel van hun job en de gevolgen van wat ze doen. 
De veilige werkruimte van sociaal werkers staat vandaag echter onder druk. Sociaal werkers moeten sneller rapporteren, ze zijn bang om fouten te maken en vragen daarom protocollen en procedures. Veel sociaal werkers ervaren maatschappelijke verharding en een toenemende nadruk op het individueel schuldmodel: ‘wie wil werken, kan werken’, klinkt het vaak. Sociaal werkers moeten vandaag steeds meer disciplineren en controleren, en kwetsbaren worden soms gezien als ‘vermoedelijke profiteurs’. 
Volgens Jef Delarbre van het Sociaal Huis in Geel vormt vertrouwen de basis van het sociaal werk: “Het is heel belangrijk om het vertrouwen van je gasten te winnen, maar je moet ook investeren in het vertrouwen van politie- en andere diensten waar je als sociaal werker mee samenwerkt. Alleen zo kan je echt je werk doen. Tenslotte hebben we allemaal hetzelfde doel: werken aan een betere samenleving.”
Jef Delarbre: “Het is belangrijk om het vertrouwen van je gasten te winnen, maar je moet ook investeren in het vertrouwen van politie- en andere diensten waar je als sociaal werker mee samenwerkt. Alleen zo kan je echt je werk doen.”

‘Sociaal werkers moeten het hulpaanbod toegankelijk maken voor kwetsbaren’
“Werken aan een betere samenleving is er ook voor zorgen dat kwetsbare mensen de weg vinden naar hulp”, zegt professor Koen Hermans die de workshop ‘onderbescherming en toegankelijkheid’ leidt. Volgens hem bieden voorzieningen een uitgebreid aanbod, maar vinden net de meest kwetsbaren moeilijk de weg naar dat aanbod. Mensen zijn niet altijd vertrouwd met waar ze recht op hebben en daarbij zijn de regels vaak complex waardoor mensen afhaken. 
Onderbescherming is het onvoldoende gebruik maken van rechten. Eén van de kernopdrachten van sociaal werk is het verhogen van de toegankelijkheid van voordelen en voorzieningen.
Het OCMW van Gent heeft in het kader van het project geïntegreerd breed onthaal (GBO) – waarbij de diensten maatschappelijk werk van de ziekenfondsen, de Centra Algemeen Welzijnswerk en de OCMW’s samenwerken om een kwalitatief onthaal voor alle burgers te realiseren – een rechtenmaatschappelijk werker ingezet die voor alle OCMW-cliënten naging of hun rechten effectief uitgeput waren. Dat bleek verre van het geval te zijn. Deze maatschappelijk werker deed een gelijkaardig onderzoek voor cliënten van het wijkgezondheidscentrum en het Huis van het Kind, met hetzelfde resultaat. Het OCMW Gent experimenteert ook met het gebruik van administratieve gegevens van de Kruispuntbank Sociale Zekerheid (met gegevens over arbeid, inkomen, …). Op basis van informatie uit de Kruispuntbank Sociale Zekerheid wil het OCMW zelf mensen pro-actief benaderen als een hun rechten niet gerealiseerd zijn. 
Koen Hermans: “Kwetsbare mensen zijn niet altijd vertrouwd met waar ze recht op hebben. Daardoor zijn de regels vaak complex, waardoor mensen afhaken.”
“Ook de diensten maatschappelijk werk (DMW) van de ziekenfondsen zetten resoluut in op het realiseren van rechten en het verhogen van de toegankelijkheid van voorzieningen”, zegt Koen Hermans. “Bijvoorbeeld bij de aanvraag van een tegemoetkoming voor een persoon met een beperking of bij het bekomen van hulpmiddelen. Sociaal werkers in de DMW zorgen er ook voor dat de thuiszorg van verschillende aanbieders op elkaar is afgestemd.”
“RISO Vlaams Brabant experimenteert volop met geïntegreerde basisvoorzieningen”, vervolgt Hermans. “Essentieel is dat er een basiswerking wordt voorzien waar mensen elkaar kunnen ontmoeten. Tegelijkertijd begeleiden deze basisvoorzieningen mensen naar de hulp die ze nodig hebben. Net vanuit die laagdrempelige werking en het aanwezig zijn in de buurt kunnen mensen geholpen worden die door andere diensten niet bereikt worden.”
Deze drie voorbeelden vormen een illustratie van het recent afgeronde onderzoek naar GBO-projecten, waaruit blijkt dat vier zaken essentieel zijn in de strijd tegen onderbescherming: pro-actief werken en dus niet wachten tot mensen een vraag stellen, outreachend werken via huisbezoeken, buurtwerkingen, …, een positieve relatie met mensen in een kwetsbare situatie, en een generalistische benadering met oog voor de volledige situatie van cliënten.
‘Kwetsbare mensen hebben nood aan regie’
Ervaringsdeskundige Brenda Froyen van PsychoseNet kende ook haar rechten niet toen ze na de bevalling van haar derde kind gedwongen werd opgenomen in de psychiatrie met een kraampsychose. “Ik werd opgesloten en kreeg hulp die ik niet nodig had”, zegt Brenda in de workshop ‘vermaatschappelijking’. “Zo leerde ik in een groepsessie om een huis te zoeken op immoweb, terwijl ik al een huis heb. Of leerden we zoeken naar een job, terwijl ik vastbenoemd ben op mijn werk en daar dus geen nood aan had. Na 40 dagen mocht ik naar huis, onvoorbereid.”
“Het begint vandaag te dagen dat kwetsbare mensen meer regie moeten krijgen”, zegt Froyen. “Maar volgens sociaal werkers kunnen bepaalde mensen dat niet aan. Wat is er mis met mensen regie toe te kennen?”
Volgens Luc Verbeke van voorziening Den Dries biedt persoonsvolgende financiering (PVF) op dat vlak heel wat mogelijkheden. Mensen met een beperking krijgen zo meer regie, meer zeggenschap over hun eigen traject. Helaas verloopt de verdeling van de budgetten niet altijd vlot en zijn de wachtlijsten nog niet weggewerkt, vervolgt Verbeke. 
“Mantelzorg moet een keuze zijn. Als mantelzorg, informele hulp of vrijwilligerswerk verplicht worden, zijn we als samenleving niet goed bezig.”
Vermaatschappelijking van de zorg is vandaag een centrale krachtlijn in het Vlaams welzijnsbeleid. Het probeert mensen met beperkingen, chronisch zieken, kwetsbare ouderen, jongeren met problemen, mensen in armoede… een eigen zinvolle plek in de samenleving in te laten nemen en hen daarbij indien nodig te ondersteunen. De zorg verloopt zoveel mogelijk geïntegreerd in de samenleving. 
Volgens Dirk Brysinck doet zijn organisatie, het ontmoetingshuis Villa Voortman, er alles aan om maatschappelijke uitsluiting te doorbreken. “We bieden asiel, een schuilplaats, een veilige haven. Maar we bieden ook theater, muziek, zodat mensen als mensen worden gezien en niet alleen als sukkelaars.”
Autonomie is erg belangrijk, wordt besloten. Ook bij bijvoorbeeld mantelzorg. Mensen moeten zelf kunnen bepalen of ze kiezen voor mantelzorg of voor professionele hulp. Solidariteit mag niet opgelegd worden: als mantelzorg, informele hulp en vrijwilligerswerk verplicht worden, zijn we als samenleving niet goed bezig. 

'Marktwerking biedt kansen, maar overheden blijven belangrijke stakeholders’
Hoe het zit met de financiën van het sociaal werk, vormt de insteek van de workshop ‘marktwerking’. Professor Peter Raeymaeckers, die de workshop leidt, buigt zich over de kansen die bedrijven kunnen bieden. “Marktwerking, waarbij een marktlogica wordt toegepast in een non-profitorganisatie, biedt ongetwijfeld heel wat mogelijkheden voor het sociaal werk. De publieke sector kan immers verbeterd worden door ideeën uit de business. Zo kan marktwerking zorgen voor vernieuwing en innovatie, en kan er meer ingezet worden op het meten van resultaten door controle op input en output. Marktwerking kan ook leiden tot meer kwaliteit, want door competitie en concurrentie worden opdrachten toegekend aan de beste spelers. Private financiering kan bovendien meer zekerheid geven over middelen”, klinkt het. 
Maar samenwerken met bedrijven is ook gevaarlijk, zegt Raeymaeckers. Volgens critici staat marktwerking haaks op de politiserende opdracht van het sociaal werk, waarbij sociaal werkers de toegang tot rechten waarborgen en sociale onrechtvaardigheid aankaarten. Volgens hen bestaat de kans dat kwetsbaren op die manier hun recht verliezen op hulp- en dienstverlening. Bovendien zou concurrentie netwerking en samenwerking tussen organisaties ondermijnen. Sociaal werk kan tenslotte ook niet zomaar gereduceerd worden tot meetbare input en outcome. 
Hybride sociale organisaties, zoals de Belgian Homeless Cup die sportactiviteiten aanbiedt voor dak- en thuislozen, maken gebruik van de marktlogica om hun maatschappelijke opdracht waar te maken. De Belgian Homeless Cup (BHC) wordt gefinancierd met zowel private als publieke middelen. “En dat biedt een aantal voordelen”, zegt Bert Ballegeer van de BHC. “Het levert ons soms opportuniteiten op waar we initieel zelf niet aan dachten, bijvoorbeeld rond duurzaamheid. Bedrijven die daar een bepaalde expertise in hebben, kunnen ons daarbij ondersteunen. Private partners kunnen ook flexibeler zijn dan overheden om middelen toe te kennen, en ze bieden soms communicatieondersteuning bij campagnes.” 
“Marktlogica kan gebruikt worden voor sociale doelen, maar niet zonder meer. Non-profitorganisaties werken rond maatschappelijke problematieken. De overheid is en blijft daarom sowieso een belangrijke stakeholder”
Werkt BHC dan samen met eender welke bedrijven? “Uiteraard niet”, zegt Ballegeer. Als de waarden van bedrijven niet stroken met de onze, is samenwerken uitgesloten.” De vraag uit het publiek of een aantal bedrijven niet net de oorzaak zijn van bepaalde sociale problemen, wordt op applaus onthaald. 
Marktlogica kán gebruikt worden voor sociale doelen, maar niet elke organisatie kan marktlogica zonder meer introduceren, is het besluit. Bovendien werken non-profitorganisaties rond maatschappelijke problematieken. De overheid is en blijft daarom sowieso een belangrijke stakeholder. 
‘Sociaal werkers moeten voortdurend een nieuw normaal creëren’
Hoe divers het sociaal werk vandaag is, wordt besproken in de workshop ‘superdiversiteit’. Volgens professor Bea Van Robaeys die deze workshop leidt, leidden wereldwijde migratiestromen de laatste 20 jaar tot een ongekende demografische complexiteit van Europese samenlevingen. Sociaal werkers maken daarbij vanop de eerste rij mee hoe hun opdracht in een superdiverse samenleving steeds complexer wordt: superdiversiteit kruist met sociale kwetsbaarheid. 
“Vroeger waren er eenduidige categorieën om verschillen te benadrukken en de dienstverlening daarop af te stemmen”, zegt Van Robaeys. “Nu is er diversiteit in diversiteit: verschillende etnieën, levensbeschouwingen, genders, verschillen in sociaal-economische situaties… Voor sociaal werkers is het belangrijk om verschillen echt te leren zien, om flexibel te zoeken naar oplossingen voor de unieke mensen die ze helpen.”
“In de frontlinie van sociaal werk is superdiversiteit heel voelbaar”, vervolgt Van Robaeys. “Soms raken sociaal werkers in de knoop met hun eigen kijk op het migratie- en integratievraagstuk. Het sociaal werk vandaag is ondanks haar missie vooral afgestemd op ‘het normale’, op de dominante groep van blanke getrouwden met een huis, maar die norm is in feite niet zo ‘normaal’. Sociaal werkers moeten voortdurend een nieuw ‘normaal’ creëren, het is een proces dat nooit af is.” 
“Sociaal werk is ondanks haar missie vooral afgestemd op het ‘normale’: de dominante groep van blanke getrouwden met een huis. Maar die norm is in feite niet zo normaal”
Volgens Sofia Ayad van De Sloep in Gent is superdiversiteit de realiteit: “We moeten ons afvragen hoe we daarmee omgaan. Ik ben zelf een migratiekind. Voor mij is het moeilijk om te bepalen bij welke groep ik hoor. Iedereen wil ergens bij horen, dat leidt tot zorg en verantwoordelijkheid. Er heerst dus een enorme kracht in betrokkenheid, in eigenaarschap. Doordat De Sloep mij kansen geeft, voel ik me deel van dat geheel.”
Luc D’Affnay van vzw De Touter vindt dat organisaties aangemoedigd moeten worden om een diversiteitsmedewerker in dienst te nemen, maar volgens hem gaat het veel verder dan dat. “Diversiteitsmedewerkers mogen geen alibi zijn om dan gewoon verder te werken. Als blijkt dat bepaalde mensen de weg niet vinden naar onze hulp, moeten we onze eigen organisatie onder de loep nemen en bekijken of we laagdrempelig genoeg zijn, of ons personeelsbestand de realiteit weerspiegelt en of onze communicatie wel goed werkt.”
Superdiversiteit draait ook niet alleen om etnische minderheden, klinkt het uit het publiek. Maar ook om personen met een handicap, om mensen die niet kunnen lezen of schrijven. Het is jammer dat diversiteit zo vaak over religie en cultuur moet gaan, want diversiteit is veel ruimer dan dat.  

Jo Vandeurzen, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin ziet de Sociaalwerkconferentie niet als een eindpunt. Zijn antwoord op de conferentie en de aanbevelingen uit de werkgroepen die de conferentie voorbereidden, lees je volgende week op de website van Weliswaar.