welzijn & zorg

Verbinden door goede praktijken te delen

Weliswaar kijkt al 25 jaar door de muren van de welzijnssector heen
27.08.2020
Foto's
Bob Van Mol

Van 1992 tot 1995 was Wivina Demeester Vlaams minister van Welzijn en Gezin. In die ambtstermijn riep ze Weliswaar in het leven. Karine Moykens, secretaris-generaal van het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, is vandaag verantwoordelijke uitgever van het blad. Een dubbelgesprek over het ontstaan en het doel van Weliswaar, en de leemte die het opvult in het medialandschap. 

“Destijds was Klasse, het magazine van het Vlaams Ministerie Onderwijs en Vorming dat iets eerder ontstond, het voorbeeld voor Weliswaar,” vertelt Wivina Demeester “Dat blad was vernieuwend, omdat het over de netten heen gericht was aan alle leerkrachten, directeurs en stakeholders, en met Klasse was er een rechtstreeks communicatiemiddel tussen het ministerie en het onderwijzend personeel. De welzijnssector was op dat moment sterk gefragmenteerd en er waren zware protestacties geweest. Met Weliswaar wilden we een positief bindmiddel voor de welzijnssector creëren”, vertelt Wivina Demeester. “Vandaag stel ik vast dat er helaas nog steeds muren afgebroken moeten worden tussen de verschillende domeinen in de welzijnssector. Weliswaar probeert nog altijd voor verbinding probeert te zorgen. Alle sectoren komen nog steeds aan bod. En onderwerpen zoals bijvoorbeeld pleegzorg of dementie, waar je zelden iets over leest in de reguliere media, krijgen wel aandacht bij Weliswaar.”

Beleid duiden

“Het delen van good practices is nog steeds een kernopdracht van Weliswaar. Voorzieningen kunnen altijd leren van elkaar”, zegt Karine Moykens. “Toch durfden we het bestaan van Weliswaar een paar jaar geleden in vraag te stellen. We vroegen ons af of het magazine nog echt nodig was naast de communicatie van de koepels, die óók goed is. Maar we zagen dat een aantal belangrijke onderwerpen uit de sector inderdaad te weinig aan bod komen in andere media. Daarnaast kan Weliswaar het beleid correct duiden.” 

Wivina Demeester knikt. “Journalistiek heeft de neiging vooral negatief te zijn. Het is boeiend om te luisteren naar wat de beleidsminister te vertellen heeft en welke visie die heeft, zonder  alleen maar te focussen op het feit dat er te weinig geld is. Want dat is op zich niet echt een boodschap. Wat er gedaan kan worden met de middelen die er zijn, dáár hebben lezers iets aan.”

Voorbij de waan van de dag

“En dat geldt trouwens niet alleen voor artikels omtrent beleid”, gaat Wivina Demeester verder. “Sinds een tijdje ben ik op ‘nieuwsdieet’. Op weekdagen kijk ik geen televisie meer, ik luister niet meer naar het radionieuws, maar lees wel nog onderbouwde en gefundeerde artikels. Zo kan ik dieper op de dingen ingaan en echt stilstaan bij wat ik lees. Want bij al die vluchtige artikels denk je niet ten gronde na. Als Weliswaar een stuk brengt over bijvoorbeeld dementie, zie ik dat niet als ‘nieuws’, maar als ‘informatie’. Er wordt tijd genomen om dat thema op een correcte, boeiende manier te belichten. Daar leer je echt iets uit.”
“Omdat ik verantwoordelijke uitgever ben, lees ik elke editie vooraleer die deur uit gaat”, zegt Karine Moykens. “Als secretaris-generaal ken ik de sector uiteraard goed, maar ook ik steek geregeld nog iets op van Weliswaar. Daarom krijgt de redactie carte blanche, op één voorwaarde: ik moet getriggerd worden om artikels te lezen, en ik wil dat er gezocht wordt naar nieuwe en vernieuwende elementen. Als iemand als Ronny Mosuse in Weliswaar zegt dat hij in een pleeggezin heeft gewoond en in een instelling voor bijzondere jeugdzorg – iets wat misschien niet iedereen weet – kunnen mensen die sectoren daardoor anders gaan zien.”

De toekomst is digitaal

“En Weliswaar moet zelf ook durven te vernieuwen”, zegt Karine Moykens nog. “Toen we het magazine een paar jaar terug evalueerden, hebben we lang nagedacht of we nog wel moesten blijven verdergaan op papier. We zaten toen aan een oplage van 50.000 exemplaren. Papier is een behoorlijke kost en weegt ook op het milieu. We beslisten om de lezers te bevragen. Wie nog een gedrukt magazine wilde, moest zich opnieuw gratis abonneren. 10.000 mensen lieten ons weten dat ze het papier niet konden missen. Intussen steeg de gedrukte oplage tot 15.000. Dat zijn mensen waarvan we zeker weten dat ze het gedrukte blad lezen. Maar mensen vinden tegenwoordig ook via andere kanalen de weg naar de artikels: via de website, de nieuwsbrief of sociale media. De nieuwsbrief heeft vandaag bijna 10.000 abonnees, op Facebook wordt Weliswaar door bijna 6.000 mensen gevolgd. Ook daar wordt maximaal op ingezet. Maar via welk kanaal we ook werken, de opdracht van Weliswaar blijft dezelfde: goede praktijken blijven delen met de sector.”