welzijn & zorg

Op zoek naar maat

Alain Mahjoub over de toekomst van werken in de zorg
28.01.2020
Foto's
Jan Locus

In zijn boek 'Jij bent, dus ik ben' beschrijft spoedarts Alain Mahjoub hoe we kunnen ophouden onszelf voorbij te hollen. In de eerste plaats is het een zaak van gezond verstand, maar het helpt ook om goed na te denken over de diepere oorzaken van onze stress.

Een arts met een missie

Alain Mahjoub houdt van het leven. Hij zoekt gesprekken op, heeft oog voor de verhalen van mensen en wil tijd nemen. Dat is een bewuste keuze, in de eerste plaats omdat Mahjoub vele activiteiten combineert. Hij is achtereenvolgens spoedarts in het AZ Diest, psychotherapeut, medeoprichter van Safe Space (een open huis voor jongeren in Borgerhout), echtgenoot, vader van twee kinderen en amateurtennisser. En dus nu ook schrijver. Op basis van zijn eigen ervaringen en inzichten schreef hij een bijzonder boek dat iedereen aanbelangt die vandaag worstelt met de drukte en de uitdagingen van het leven. Je gezin, je werk, jezelf: hoe krijg je dit alles op een redelijke manier samen? En wat zegt dit over de samenleving waarin we ons staande proberen te houden?

Alain Mahjoub: “Je moet in elk geval wat weten waarmee je bezig wil zijn. Het boek is het resultaat van zo’n zoektocht. Iedereen zal zich er voor een stuk in kunnen herkennen. Voor mezelf weet ik dat ik wil praten met mensen en ervaringen wil uitwisselen. Daarvoor heeft het boek me ook alle kansen gegeven. Ik kom dankzij het boek terecht in open gesprekken met lezers. Het verschil met de medische wereld die uiterst strak is georganiseerd is groot.”

Dat is ook een punt dat je in je boek uitgebreid maakt: je wil weg van de harde rationaliteit die ons leven benadert als een oefening in efficiëntie. Zo schrijf je bijvoorbeeld dat jij je ook gewoon wil kunnen vervelen.
“Nuances zijn heel erg nodig. Nadenken waar we staan. Een stap achteruitzetten. Als medici moeten we, vind ik, ook aan de slag met wat ons wordt aangereikt door humane wetenschappers. We mogen niet over mensen denken als waren het machines. We denken, dromen, verzinnen en zijn feilbaar. We hebben elkaar nodig en dragen zorg voor elkaar. Of het nu om literatuur, filosofie, neurowetenschap of psychologisch onderzoek gaat: we hebben een mensbeeld nodig dat dichter bij onszelf staat.”

Krijgen mensen in de zorg dat mensbeeld mee? En wat met artsen?
“Dat ‘menselijke’ mensbeeld is niet altijd aanwezig. Mijn visie is dat er in onze samenleving een onevenwicht bestaat. Al wat gaat over beleven en samenzijn krijgt minder aandacht. We belichten het ook minder in opleidingen. Onze opleiding is gericht op zoveel mogelijk kennis vergaren, op technische kwesties. De persoon van de arts, de zelfzorg, de menselijke maat: het waren zaken die zeker tijdens mijn opleiding amper aan bod kwamen. Niemand stond erbij stil. Die afgestudeerde artsen komen dan in ziekenhuizen terecht en hebben vaak te weinig menselijke vaardigheden. Dat is wat ik dikwijls hoor: ‘Het is een goede dokter, maar…’ Het mag niemand verbazen dat artsen ook heel slecht scoren qua zelfzorg.”

Als je slecht voor jezelf zorgt, schort er ook wat aan de zorg die anderen kan geven.
“Al die artsen willen het uiteraard goed doen. Maar we leven ook in een totale prestatiemaatschappij. De druk ligt op presteren, erbij zijn, goede punten halen, scoren. Dat begint uiteraard op school. Om het modieus uit te drukken: er is veel learn to learn en weinig learn to be. Artsen komen vaak uit middenklassengezinnen, delen hun achtergrond en lopen daardoor het risico om de wereld eenzijdig te bekijken. Zo heb ik het als student toch ervaren. Dat is te schraal en te arm voor me. Je moet een bredere blik ontwikkelen.”

Artsen vormen uiteraard toch een aparte groep. Hoe zie jij de relatie met verpleegkundigen evolueren?
“Ik merk toch een duidelijke evolutie. Twee decennia geleden liep het allemaal wat stijver. De arts kwam misschien wat plechtstatiger binnen en dwong nog wat meer ontzag af. Er is altijd een samenwerking geweest. Maar vandaag heb je bij de jonge generatie verpleegkundigen toch een grotere eigen inbreng. De afstand tussen arts en verpleegkundigen verkleint. Dat is een variant van een bredere maatschappelijke tendens. Ik vind dat positief. Op sommige diensten zie ik zelf hoe artsen die niet stevig genoeg in hun schoenen staan overstemd worden door verpleegkundigen. Dat was vroeger ondenkbaar. Op de spoedgevallendienst waar ik werk zijn de verpleegkundigen allemaal sterke karakters. Je moet er dus wel je mannetje kunnen staan.”

Die ontwikkeling komt de zorg dus ten goede?
“Zeker, aangezien je door in team te werken ook meer feedback krijgt. Je leert aanvoelen hoe je collega de situatie inschat. Die indrukken en informatie zal ik altijd meenemen in mijn eigen besluitvorming als arts. Als de input me op een ander spoor zet, zoveel te beter. Bovendien is samenwerking in teamverband aangenamer. Als mensen weten dat er rekening met hen wordt gehouden, voelen ze zich beter in hun vel en is de kwaliteit van hun werk beter.”

Misschien moet dat ook omdat de patiënt vele malen mondiger is geworden en zijn rechten opeist.
“Soms is het een steekspel: patiënt tegenover hulpverleners en artsen. Wij zijn ook niet op onze mond gevallen. Als het moet, geven we weerwoord. We hebben daarin ook een educatieve functie te vervullen. Veel patiënten die bij ons over de vloer komen, hebben hun volledige ziektebeeld al online uitgezocht. Met die dokter Google zullen we toch wel wat lachen. Aan de ene kant weten mensen niet beter. Maar ze aanvaarden toch nog steeds dat we hen geruststellen en correcte informatie geven.”
“Ik vind het fantastisch dat in het AZ Diest waar ik werk de mensen vertrouwen hebben. Je moet patiënten wel tot rust laten komen. Laat hen vertellen. Luister. En daarna kan je pas commentaar geven. Op die manier creëer je een heel andere dynamiek dan wanneer je meteen de uitspraken van je patiënt onderuithaalt.”

Is dat beeld niet eigen aan de Vlaamse situatie? Als je kijkt naar de ons omringende landen zie je toch zeer acute zorgcrisissen. In Nederland wordt zelfs de fameuze participatiesamenleving in vraag gesteld. De nadruk die men daar jarenlang op efficiëntie en de eigen verantwoordelijkheid heeft gelegd heeft niet tot de gewenste resultaten geleid.
“We moeten er inderdaad rekening mee houden dat we misschien wel eens een goed systeem zouden kunnen hebben (glimlacht). We betalen bijdragen en krijgen daar een toegankelijke gezondheidszorg voor in de plaats, die toch wel planmatig wordt georganiseerd. Als je kijkt naar Nederland dan zie je dat de private spelers het beleid wat hebben overgenomen, zodat er veel minder beleid mogelijk is. Er bestaat in Nederland ook altijd een spanning tussen concurrentie en samenwerking en vertrouwen, die geen succes is. Zorg moet voor mij een publieke sector blijven.”
“Amerikaanse toestanden zijn het laatste wat we willen. En de Britse NHS is altijd een gezondheidsdienst geweest die werd gedragen door de overheid, maar het aandeel van de privé neemt er toe naarmate de NHS minder algemeen en minder goed functioneert. Er wordt in het Groot-Brittannië gehamerd op de ondercapaciteit van de sector, zodat de privé wordt opgeroepen de gaten te dichten.”

Hoe vermijden we dat?
“De privé heeft weinig te zoeken in de gezondheidszorg. De toegang tot een goede gezondheidszorg is een recht. Dat gaat om welzijn, niet om winst. Ik vind zorg lastig te rijmen met het zakenmodel van bedrijven. Winst maken op gezondheid werkt niet.”

Wetenschap en vrije markt vormen toch ook een winnende combinatie? We kunnen meer investeren in betere behandelingen voor meer mensen.
“Er zijn goeie kanten aan dat verstandshuwelijk op voorwaarde dat we het reguleren. Het neoliberalisme heeft regulering vernietigd en de weg vrij gemaakt voor rauw kapitalisme. In de Verenigde Staten heeft die ontwikkeling tot grote ongelijkheid geleid. De Amerikaanse gezondheidszorg is bijzonder slecht. Vrij initiatief is noodzakelijk voor ons als mens om betekenis te zoeken en te geven aan ons leven. Maar een economie die alleen draait op winstmaximalisatie zal voorbijgaan aan menselijke waarden.”

Waarden, werk en welzijn

Naarmate de wetten van de vrije markt in onze samenleving meer gewicht kregen, zijn we de mens uit het oog verloren, schrijft Alain Mahjoub in Jij bent, dus ik ben. Hij is formeel over die ontwikkeling: omdat we onszelf in een keurslijf dwingen, brengen we ons welbevinden in gevaar, als samenleving en als individuen. Aan de almacht van de homo economicus zit een donkere kant. De mens is volgens Alain Mahjoub niet in de eerste plaats iemand die gericht is op de bevrediging van zijn behoeften op efficiënte en rationele wijze. Zorg dragen voor elkaar en empathie tonen voor anderen: dat is wat mensen meer bepaalt dan bruut geldgewin. Net daardoor blijft het zo uitzonderlijk dat we een uitgebreid professioneel zorgnetwerk hebben uitgebouwd.

Maar wat moeten we dan bijvoorbeeld concreet doen met geneesmiddelen die te duur zijn? Moeten we medische vooruitgang aan enkele ontzeggen om met het gewonnen budget zoveel mogelijk mensen gemiddeld gezonder te maken?
“Bij anonieme solidariteit kan je nooit voor iedereen goed doen. Maar wat ik belangrijk vind is dat je de aandacht richt op de minstbedeelden, de armen, de behoeftigen, de meest kwetsbare mensen.  Daarnaast moet je uiteraard wel rationeel kunnen beslissen over de begrenzing die we onszelf opleggen. Emotionele debatten leiden nergens toe. We hebben sereniteit nodig. Je kan niet alles betalen.”

Hoe redelijk is het om te willen blijven leven als het leven door therapeutische hardnekkigheid recht wordt gehouden?
“Ook ik vind euthanasie een heel lastige kwestie. Waar eindigt het individuele beslissingsrecht en waar begint het exces? Ik vraag me af of we in dit debat ooit wel kant en klare antwoorden gaan vinden. Aan de ene kant is het verlagen van de drempel bij euthanasie misschien gevaarlijk omdat kwetsbare mensen dan te overhaast zouden kunnen beslissen. Anderzijds kan je je ook afvragen wat die fameuze vrije wil, dat individuele beslissingsrecht echt betekent. Is de mens vrij, of is hij gebonden aan de normen en verwachtingen van de samenleving, van zijn familie, van zijn vrienden?”

De heropening van de ethische debatten over het begin en het einde van het leven legt toch ook een enorme druk op de schouders van artsen? Zij moeten die vragen wel concreet beantwoorden?
“Eenduidigheid bestaat niet. Misschien denken we toch te veel in extremen.”

Je zou ook kunnen zeggen dat er dringender maatschappelijke kwesties zijn die een grotere groep aanbelangen. Door de vervuilde plek waar we wonen zijn we bijvoorbeeld blootgesteld aan gezondheidsrisico’s die we wellicht nog niet allemaal begrijpen.
“Ik denk dat er inderdaad vragen zijn die dringender zijn. Ik merk op dat we als samenleving onze aandacht heel erg richten op mannelijke waarden als prestaties, status en carrière. Er is een onderwaardering van vrouwelijke waarden, zoals innerlijke beleving, gevoelens, gelijkwaardigheid, zorg. Dat tekort duikt overal op en brengt ons altijd in de problemen. Het eerder geschetste gebrek aan zelfzorg bij artsen komt allerminst uit de lucht gevallen. Het is artsen vaak vreemd om te praten over hun gevoelens. Ze gaan over hun grens, zonder erbij stil te staan. Gesprekken over diepgang blijven vaak achterwege in de zorg. Collega Dirk De Wachter zegt dan terecht dat ‘de kanalen van het spreken verstopt zijn’. Wij worden overstelpt door mensen die er niet in slagen om te praten met hun familie, hun buren, hun kinderen, hun partner. Dan komen ze naar ons om het een keer goed uit te leggen. Soms is het bijna betaalde vriendschap. We missen heel veel omdat we het open gesprek onder gelijken niet meer toelaten. Het gaat uiteraard ook veel over wat er in het leven fout loopt, ons verdriet, onze angsten. Ik ben ervan overtuigd dat we een beter evenwicht kunnen bereiken als we drastisch meer over onze gevoelens zouden durven te praten. We hebben er te weinig aandacht voor. Dat is cultureel bepaald. Tegelijkertijd hebben we er nood aan. We missen dat open gesprek.”
“Ik organiseer events waarbij ik een dertigtal mensen aan een tafel zet en hen laat praten. Achteraf komen mensen me verbaasd vertellen dat ze het geweldig vonden.”

Misschien zijn we ’s avonds na het werk gewoon te moe voor een diepzinnig gesprek.
“Dat is de reden waarom we over een aantal zaken echt structureel moeten nadenken. De tijdsdruk weeg zwaar door. We komen niet toe aan elkaar. Daarom pleit is voor een dertigurenweek. Verbindt de vergoeding van productiviteitswinst aan meer tijd in plaats van aan meer geld. Mensen tussen 25 en 50 jaar ervaren vaak een te lage levenskwaliteit, zodat ze zich ook tegenover hun kinderen niet goed genoeg kunnen gedragen. Het verbaast me niet dat onze kinderen het heel slecht doen. Die gaan en masse naar de psycholoog en de psychiater.”

Denkt u bijvoorbeeld dat de slechte PISA-cijfers van de Vlaamse jeugd ook te maken hebben met de situatie die u nu schetst.
“Ja, ik denk dat die tegenvallende cijfers ook een symptoom zijn van kinderen en ouders die slecht functioneren samen. De schuld ligt niet bij de school, maar bij een algemene cultuur die het minder belangrijk vind dat kinderen zich goed voelen. We moeten zorgen voor een groepsgevoel dat mensen in staat stelt om te groeien, zoals je eigenlijk in ervaringsgericht onderwijs hebt. Het kan, hoor. In Finland combineren ze veel vrije tijd met heel goeie resultaten. Inspirerend.”

Je beschrijft dat niet alles op te lossen is met kennis. Ook in zorgopleidingen moet je sociale vaardigheden aanleren en ontdekken hoe je naar jezelf kan kijken op een positieve manier.
“In een complexe superdiverse samenleving moet je ter plekke een situatie kunnen inschatten en adequate oplossingen verzinnen. Kennis bereidt je minder voor op de verrassingen van de werkvloer. De samenwerking met je collega’s en met de cliënt leidt tot oplossingen. Ik vind dat in de welzijnszorg de ondersteuning te wensen overlaat. In de sector is het efficiëntiedenken binnengeslopen, zodat er naar mijn gevoel te vaak een top-downbenadering wordt gevolgd. We bevragen te weinig de knowhow en de skills van de werkvloer om te kijken wat ons deugd kan doen. Er is te weinig aandacht voor de beleving van de welzijnszorgers. Ze kunnen volgens mij op te weinig begrip rekenen. Ik merk vaak dat men in de privé beter met zijn werknemers omspringt dan in de georganiseerde zorg. Terwijl het werk van de welzijnszorgers van een fundamenteel belang is.”

Staat de roeping die veel zorgverleners ervaren zelfzorg in de weg?
“In elk geval moeten we veel meer aandacht hebben voor het traject dat zorgverleners afleggen. Ze moeten kunnen bijsturen en heroriënteren. Alleen als je je beleid aanpast aan wat er op de werkvloer leeft, ben je goed bezig. De sociale sector zou een voortrekkersrol moeten spelen als het op personeelsbeleid aankomt. Als we dat goed krijgen, worden welzijnswerkers weerbaarder.”

Superdiversiteit, vergrijzing, de mondigheid van de patiënt, de digitalisering: het wordt wel veel voor de welzijnswerker.
“Daarom moeten we goed voor ogen houden dat de patiënt centraal staat. Is wat er verandert echt in het voordeel van de patiënt? Om dat te weten te komen is het belangrijk dat je veranderingen in regels en procedures aftoetst op de werkvloer. Als arts heb ik een intense relatie met mijn pc waarop ik al die rapporten en formulieren vul waarmee wordt gemeten hoe ik met patiënten werk. Maar ik zou domweg meer tijd willen krijgen om gewoon met mijn patiënten zelf te werken. Nog zo’n voorbeeld is het M-decreet. Er lag een nobele gedachte aan ten grondslag, maar de gevolgen waren te weinig gecheckt in de klas.”
“We moeten een sterker mensbeeld ontwikkelen en integreren in de samenleving, zodat we het welzijnsniveau kunnen doen stijgen. We hebben maar een leven.”

Om dat te kunnen doen hebben we een zo breed mogelijk gesprek nodig over de betekenis van centrale maatschappelijke begrippen: werk, zorg, solidariteit.
“Daarom schrijven mensen boeken (lacht). We worden te veel in beslag genomen door haast, uiterlijke dingen en materialisme. We hollen ons voorbij. We doen wat er van ons wordt verwacht. Ik ben er echter niet van overtuigd dat we fundamenteel materialistisch zijn, aangezien we zo’n belang hechten aan zorg.”

 

>> Alain Mahjoub, Jij bent dus ik ben. het goede leven begint bij verbondenheid, Polis, 2019, 256 p. ISBN 9789463103497. €22,50