welzijn & zorg

“Wanneer een gast uit het jeugdwerk je 15 jaar later bij de bakker zegt dat het fijn was dat je er toen voor hem was, is wat je doet toch waardevol.”

De essentie volgens Discobaar A Moeder
26.01.2022
Foto's
Bob Van Mol

De meeste mensen kennen Wouter Hoet en Gunter Van Reusel als ambiancemakers bij Discobaar A Moeder. Wat niet iedereen weet, is dat ze doordeweeks allebei nog een job in de sociale sector hebben: Wouter werkt bij Buurtwerk ’t Pleintje in Deurne, Gunter is begeleider in de werkplaats van de Kringwinkel.

Zowel Gunter als Wouter hadden nooit grote ambities om ‘carrière’ te maken, en steeds meer en meer geld te verdienen. “Werken met mensen is een roeping”, steekt Gunter van wal. “In mijn geval zeker. Ik heb er nooit voor gestudeerd. Mijn studies gingen eerder de economische richting uit. Ik probeerde ook communicatiemanagement en haalde uiteindelijk een marketingdiploma. Ik dacht dat een creatieve job wel iets voor mij zou zijn, maar tijdens de stages kreeg ik een degout van de kostuums en de kantoren. Tot plots mijn oog op een vacature in de Kringwinkel in Antwerpen viel. Toen ik daar voor het eerst binnenwandelde, kreeg ik er meteen een goed gevoel. Er werkten nog een paar verdwaalde ‘mei-68’ers’, en ik voelde me er meteen thuis.”

In de Kringwinkel werkt Gunter vooral met vluchtelingen en met mensen die een zwaardere rugzak hebben wat werken betreft. “De jobs in ons atelier zijn bedoeld als een opstapje naar het reguliere werkcircuit. Afhankelijk van de leeftijd, werken mensen meestal één à twee jaar bij ons. In die tijd brengen we hen de structuur van een werkdag bij, helpen we hen met administratie zoals verlofaanvragen en ziektemeldingen, en leggen we uit wat vakantiegeld is. Voor ons is dat misschien eenvoudig, maar zij moeten dat leren.”

Moeilijk maar waardevol

Ook Wouter probeerde tijdens studies verschillende richtingen: van handel, een lerarenopleiding en sociaal werk, tot een module houtbewerking bij VDAB met een hoofdstukje elektriciteit. Hij werkte eerst bij een elektricien, maar rolde daarna in het jeugdwerk in Antwerpen. “Daar werkten we met jongeren uit Oost-Europa die zich op straat of in het park prostitueerden. Geen makkelijke opdracht”, zegt Wouter. “Sommige van de jongens die we opvingen, waren amper negen of tien jaar. We stimuleerden hen om naar school te gaan, zorgden dat hun Nederlands verbeterde. Daarna werkte ik nog voor andere organisaties die jongeren onder hun hoede nemen, zoals Kras.”

“Je krijgt wel veel terug van die gasten”, vindt Wouter. “Sommigen zijn ondertussen naar het buitenland verhuisd, maar nemen soms toch nog contact op. Of ze vragen vijftien jaar later in de rij bij de bakker of je hen nog herkent. ‘We waren toen geen gemakkelijke gasten, maar fijn dat je er toch voor ons was’, hoor je dan. Dan heb je toch iets betekend in zo’n jonge gast zijn leven, en was wat je deed toch waardevol.”

Wandelend to the point

Dat de coronapandemie het moeilijk maakte voor hulpverleners, is een understatement. “Jongeren helpen langs de telefoon: dat is niet simpel”, bevestigt Wouter. “We begonnen meestal met de jongeren terug te bellen, zodat het hen niets kostte. En dan probeerden we af te spreken voor een wandeling. Al wandelend kom je soms wel makkelijker to the point. Het is een goeie methode voor een gesprek. Het feit dat je geen oogcontact moet hebben, helpt soms bij moeilijkere onderwerpen. Of we gingen buiten op een bankje zitten, al mocht zelfs dat in een bepaalde periode niet.”

“Het vingerwijzen naar mensen die in die periode toch op een bankje zaten, vond ik irritant”, vertelt Gunter. “Veel van die gasten op dat bankje wonen met veel mensen in een kleine studio. En zij die hen iets verwijten, zijn dan meestal mensen met een grote tuin. Die maatregelen worden genomen door mensen die kamers genoeg hebben in hun huis en gerust kunnen rondlopen in hun ruime tuin. En tweedeverblijvers die klagen over het feit dat ze niet naar zee mogen. Ze weten niet waar ze het over hebben.”

De mannen pleiten er ook voor om eens wat meer te luisteren naar de mensen op de werkvloer. “Niet dat die alles moeten beslissen”, vindt Wouter, “maar soms weten ze wel uit ervaring wat werkt en wat niet. Soms probeert men nieuwe methodieken, werkten ze niet, worden ze weer afgeschaft. En dan proberen ze het een paar jaar later alsnog opnieuw, hoewel al in de praktijk bewezen is dat het niet werkt. Bij de overgang van de ene naar de andere minister vallen soms projecten of financieringen weg, terwijl de sector echt nood heeft aan continuïteit. Er worden soms langetermijnplannen gesmeed, maar bij een nieuwe legislatuur hoor je er dan plots nog maar weinig van. Dat is spijtig.”

Ondertussen werkt Wouter voor SAAMO – de nieuwe naam van Samenlevingsopbouw – in het buurtwerk. “Daar hebben we echt een publiek van 6 tot 96 jaar. Bij ons kunnen mensen terecht voor een babbel. Het gaat in de eerste plaats om mensen die alleen of eenzaam zijn. We helpen wie het moeilijk heeft met papieren en administratie, en organiseren activiteiten zoals wandelingen of kookmiddagen. Mensen maken vaak vrienden bij ons. Ook nieuwkomers zijn welkom bij ons om hun Nederlands te oefenen met een babbel over welk onderwerp dan ook. De Chinese vrouw die de frituur uitbaat waar ik graag ga, komt bij ons haar Nederlands oefenen. En zo hebben we in de frituur ook meer ‘klap’. SAAMO is een toffe organisatie om voor te werken.”