ouderen

Verlies en verdriet bij ouderen

Onderzoek: oudere ouders van volwassen kankerpatiënten
26.06.2017
Foto's
A. Soens

Kanker heeft altijd een enorme impact op het leven van de patiënt, hun familie en omgeving. Liesbeth Van Humbeeck onderzocht met de hulp van Kom op Tegen Kanker welke noden ouders (70+) van volwassen kankerpatiënten (40-60 jaar) ondervinden tijdens de ziekte en eventueel bij en na het overlijden van hun kind. Hoe ervaren zij de ziekte of het verlies? Hoe gaan ze ermee om en waar worstelen ze mee?

Voor altijd je kind

We ontmoeten Liesbeth Van Humbeeck op de palliatieve afdeling van het UZ Gent. Ze werkt er als wetenschappelijk medewerker verbonden aan de afdeling geriatrie. Eerder dit jaar rondde ze een doctoraatsonderzoek af over hoe ouderen de ziekte van hun volwassen kinderen beleven. Nu bekijkt ze hoe ze de bevindingen in de praktijk en bij de ouderen kan brengen. “Bij jonge kinderen met kanker is het vanzelfsprekend dat de ouders nauw betrokken worden bij de behandeling. Bij oudere patiënten, waarvan de ouders nog in leven zijn, ligt dat wat moeilijker. De focus op informatiedeling en ondersteuning ligt bij het kerngezin. Zorgverleners moeten zich meer bewust zijn van de kans dat oudere ouders nog in leven zijn. Dat kan door de kankerpatiënt te bevragen en zicht te krijgen op hun relatiegeschiedenis”, zegt Van Humbeeck.

Zeker wanneer oudere ouders in een woonzorgcentrum wonen is de betrokkenheid in de praktijk moeilijker. “Toch blijkt uit onze studie dat de oudergevoelens niet afnemen, ook niet bij 80- of 90-plussers. Ouder blijf je voor heel je leven en de wil om te zorgen voor je kind blijft overeind. Die rol kunnen veel ouderen niet vervullen, ze houden zich op een afstand omdat de zieke en het kerngezin op de eerste plaats komen, of omdat de praktische moeilijkheden het onmogelijk maken”, zegt Van Humbeeck. Ouderen worden vaak afgeschermd voor slecht nieuws of details over de ziekte. “Vaak is dat de vraag van de zieke zelf die ouderen er niet mee willen belasten. De patiënt geeft aan welke info hij of zij wil delen met wie. Als hulpverlener kan je wel de vraag stellen of de ouders op de hoogte zijn”, raadt Van Humbeeck aan.

Zorgverleners en in het bijzonder oncopsychologen zijn er nu al voor de familie van de patiënt. “Maar er is nood aan meer laagdrempelige initiatieven zoals rouwgroepen of rouwcafés. En die zijn minder geschikt om te organiseren in een ziekenhuissetting”, zegt Van Humbeeck.

Rouw en verdriet in het woonzorgcentrum

Bij het overlijden van een volwassene richt de omgeving haast automatisch alle zorg en aandacht naar het rouwproces van het kerngezin. “Vaak staan deze ouders in de schaduw, omdat verlieservaringen worden beschouwd als eigen aan hun hoge leeftijd. Ouders plaatsen zich vaak op de tweede plaats, waardoor ze dikwijls zelf niet op zoek gaan naar ondersteuning of waardoor hun pijn niet (meer) herkend wordt”, zegt Van Humbeeck.

De kans is groot dat ouderen in hun leven een verlieservaring meemaken. In het woonzorgcentrum is rouw en verdriet dus vanzelfsprekend aanwezig. “We merken dat op vlak van rouwzorg en het omgaan met verdriet grote verschillen tussen organisaties bestaan. Veel hangt af van de individuele hulpverleners en de zorgcultuur die er heerst. Soms is er plaats voor een tafeltje met gebedsprentjes en foto’s, in andere gevallen wordt er niet over gepraat. Nochtans bleek tijdens het onderzoek dat de vraag ‘Hoe is dat voor jou als mama of papa nu dat je zoon/dochter ziek is’? een heel verhaal losweekt”, zegt Van Humbeeck. Dit is op zich een mooi uitgangspunt om binnen de ouderenzorg het verhaal van deze oudere ouders onder de aandacht te brengen.

Luisteren is ook zorg, maar daar blijkt nog niet iedereen van overtuigd. Niet alle rouw is gecompliceerd en vraagt therapeutische ondersteuning door een psycholoog. Bij het merendeel van de ouderen is een luisterend oor al een grote hulp. “Vaak hebben zorgverleners het gevoel dat net deze psychosociale en emotionele noden van bewoners geen prioriteit krijgen binnen een woonzorgcentrum. Onze raad aan instellingen is om als leidinggevenden samen met het gehele team na te denken over hoe je omgaat met het (stil) verdriet en het achterliggende verhaal van ouderen. Het is even belangrijk dat zorgverleners zich competent voelen om ermee om te gaan, maar natuurlijk ook dat ze de tijd krijgen om dat dagelijks te doen. Dit vraagt echter om een goed evenwicht tussen de focus op fysieke zorg en het verhaal van de oudere”, weet Van Humbeeck.

Meer info over het onderzoek: Liesbeth.vanhumbeeck@uzgent.be of 09 332 04 35

https://biblio.ugent.be/publication/8046510