welzijn & zorg

Toekomst op mensenmaat

Gesprek met zorgambassadeur Lon Holtzer
4.08.2017
Foto's
Jan Locus

Vanop een afstand lijkt de welzijnssector op een enorm gevaarte, met budgetten, bakstenen en zorgverleners. Eenmaal dichterbij zie je individuen van vlees en bloed, concrete vragen en tastbare problemen. En als je met zorgambassadeur Lon Holtzer praat, dan besef je dat we ons moeten blijven afvragen hoe en waarom we zorg verlenen. Voor haar heeft de zorg een toekomst op mensenmaat.

Van alle mensen die met passie over de welzijnszorg spreken, is Lon Holtzer een van de meest passionele. Haar enthousiasme is niet vrijblijvend. Op het einde van het gesprek verwijst ze naar een nieuw boek dat ze aan het schrijven is, over stage dit keer. De zorgopleiding is immers met een jaar verlengd en studenten zullen na hun opleiding van vier jaar maar liefst 2.300 uren stage gelopen hebben, met dank aan een Europese richtlijn. Is dat niet veel? Het antwoord typeert Lon Holtzer: “Ik vind dat fantastisch. Alleen moeten we die stage wel heel goed invullen. In plaats van mensen op te leiden om gewoonweg uit te voeren, moeten we hen opleiden met een visie, met kritische zin om zorg op een goeie manier te ontwikkelen. De opleiding moet wel degelijk een versnelling hoger als we een antwoord willen bieden aan de noden van vandaag.” Die laatste zin zet ze kracht bij door met haar vinger op de tafel te tikken. Ze meent het.

Geen softe sector

Met haar enthousiasme haalt Holtzer vooroordelen onderuit. Nee, de zorgsector is geen softe boel. Het is een plek waar zorgverleners zich intens inzetten om hun cliënten te helpen. De zorgsector is evenmin een kille supermarkt. Het is een plek waar de vragen misschien gelijklopen, maar de mensen die de vragen stellen uniek blijven, zodat bandwerk eigenlijk niet kan. En tot slot is de zorg geen verzameling ‘minderwaardige’ knelpuntberoepen. Het is een plek waar talent, hard werk en ondernemingszin nodig zijn. Ze is er zelf een goed voorbeeld van. Als zorgambassadeur lijkt ze sinds 2010 alomtegenwoordig in de sector. Vandaag is ze ook directeur van de associatie KU Leuven.

Lon Holtzer: “Ik ben zelf als verpleegkundige begonnen. In het UZ Leuven heb ik een lange carrière achter de rug waarin ik veel en verschillende functies heb uitgeoefend, tot en met directeur verpleegkunde. In die laatste functie besefte ik dat door de vergrijzing het tekort aan verpleegkundigen op termijn zo fel zou oplopen dat we eenheden zouden moeten sluiten. Het was duidelijk dat we de instroom van medewerkers moesten verbeteren. Ik heb toen mee de basis gelegd van het Vlaams Overlegplatform Promotie Zorgberoepen (VOPZ). Het idee om een zorgambassadeur aan te stellen, is opgepikt door minister Jo Vandeurzen. Het was duidelijk dat we te weinig mensen vonden en dat de kwaliteit van de opleiding beter kon. Op die twee sporen werken we vandaag nog steeds: instroom en onderwijs.”

Lon Holtzer werd aangesteld om meer studenten naar de zorgopleidingen te loodsen en promotie te maken voor de loopbaanopportuniteiten in de zorg. Er blijft een tekort bestaan, maar voor Lon Holtzer draait de uitdaging evenzeer om inhoud als om middelen. Ze pleit onomwonden voor zorg op mensenmaat. Hoewel de zorgsector graag nuanceert en daardoor bij momenten niet aan wolligheid ontsnapt, is de mensenmaat die Holtzer bedoelt allesbehalve vaag. Integendeel, het is een enorm ambitieuze opdracht waarvoor er zeer vele gedreven mensen nodig zijn.

Wat is goeie zorg?

De omvang van de uitdaging hebt u pas onderweg ontdekt?

“Aanvankelijk zouden we ons op verpleegkundigen richten. Maar bij andere zorgberoepen dreigde er ook schaarste. De eerste campagne liep goed en de minister heeft toen gevraagd om ook de welzijnssector erbij te nemen. Daar ben ik hem nog steeds dankbaar voor. Ik heb de welzijnssector goed leren kennen. Er zou een grotere verwevenheid tussen de welzijns- en gezondheidssector moeten ontstaan, omdat ook de problemen van mensen niet altijd strikt op te delen zijn.”

Wat schortte er aan de opleiding?

“De onderwijsinstellingen leverden kwaliteit, maar de instroom van studenten was veranderd. Toen ik studeerde kwamen mijn medestudenten allemaal uit het ASO. Het artsenberoep is echter vervrouwelijkt. De sterke meisjesstudenten die vroeger verpleegkunde studeerden, zitten nu in geneeskunde. Zorgopleidingen moesten zich dus aanpassen aan studenten met een ander profiel. Als je verkeerd naar de situatie kijkt, dan denk je: vroeger was het beter. Maar de realiteit is dat studenten vandaag andere dingen kennen en kunnen. Bovendien is het beroep eenvoudigweg veel complexer geworden, in alle opzichten.”

Er moet veel meer tijdens de opleiding, op korte tijd?

“Ja, en er speelt nog een andere dynamiek. Tijdens spreekbeurten toon ik een slide met een driehoek. Bovenaan staan de verpleegtechnieken, onderaan ADL (Activiteiten van het Dagelijks Leven, n.v.d.r.). Het vak ADL staat onder druk, terwijl de omvang van de verpleegtechnieken toeneemt. Vroeger vormden verpleegkunde en zorg haast hetzelfde begrip. En vele mensen denken dat nog steeds. Maar het is niet meer zo. Daarom ben ik blij met het beroep van zorgkundige, omdat daardoor het accent ligt op zorg. Goeie zorg is puur en fundamenteel. Daar gaan we te vaak aan voorbij. De welzijnszorg kijkt veel fundamenteler naar die invulling en vertrekt van wat mensen nog wel kunnen. In een ziekenhuis wordt alles van je overgenomen.”

Welzijns- en gezondheidszorg zouden veel van elkaar kunnen leren?

“Daarom ben ik blij dat ik in beide sectoren kan werken. In de welzijnszorg zijn de contacten vaak langer en intenser. Die diepgang zou ik graag meer in de gezondheidszorg zien. Tegelijk moet je ook goeie geneeskunde, verpleegkunde of orthopedagogische begeleiding aanbieden. Die deskundigheid mag zover mogelijk worden ontwikkeld. Maar laat ons het menselijke fundament van de zorg niet uit het oog verliezen.”

Niet iedereen is hetzelfde

Bedoelt u ook dat die menselijke benadering nog belangrijker wordt naarmate de technologische vooruitgang welzijn en gezondheid vernieuwen?

“Dat gedeelde menselijke fundament is essentieel. Stel dat je verzorgenden en geneesheren een jaar samen zou kunnen opleiden, zodat ze dezelfde taal spreken. Dat zou ideaal zijn. Mensen willen meer technologie, efficiëntere oplossingen, grote ontwikkelingen. Maar ze vergeten soms dat je moet vertrekken van het fundament van de zorg. Als dat niet goed zit, dan mag je nog zoveel technologie toevoegen als je wil, maar je systeem zal niet werken. En dat fundament heb ik eigenlijk gevonden in de welzijnszorg.”

U bent eigenlijk een ethisch gedreven idealist.

“Ja. Maar dat vind ik niet erg (lacht).”

Heel wat mensen in de welzijnszorg staan kritisch tegenover het doorgedreven kwantificeren van zorg. In een extreem geval wordt daardoor de verantwoordelijkheid voor een behandeling of therapie volledig bij de cliënt gelegd. Want we weten toch perfect hoe het moet?

“De pure zorg wordt veel te mechanisch bekeken. Pure zorg vertrekt bij de relatie die je met elkaar opbouwt. Tijdens het schrijven van De 7 privileges van de zorg besefte ik bijvoorbeeld dat cultuursensitieve zorg eigenlijk een verkeerde term is. Het gaat om de manier waarop je naar het individu kijkt. Bij ieder van ons kunnen de wensen en verwachtingen in verband met zorg heel ver uit elkaar liggen. Het is verkeerd om dat terug te brengen tot een tegenstelling tussen, bijvoorbeeld, moslims en de rest. Je moet in gesprek gaan en de zorg aflijnen op het individu. Als dat onvoldoende gebeurt, dan wordt zorg het overnemen van ADL-functies. Het volstaat niet om de patiënt alleen te wassen. Het gaat er ook om welke houding je aanneemt. Ik ben een groot voorstander van sTimul (zorg-ethisch lab dat inleefsessies aanbiedt, n.v.d.r.). Je moet beseffen wat het betekent om in een bed te liggen en gewassen te worden in je blootje terwijl de deur openstaat.”

Houden we voldoende rekening met menselijke verschillen?

“Wanneer voelt een mens zich goed? Welke omgeving biedt je aan? Een klassieke vraag in dit opzicht is: moeten we voor moslims aparte woonzorgcentra maken? Dat zou niet meteen op integratie wijzen. Organisatorisch zou het wellicht een pak makkelijker zijn en voor een deel van de betrokkenen heel herkenbaar. Maar ik vind het dus nog veel belangrijker om zich af te vragen of het fundament van de zorg goed zit voor iedereen.”

Houden we voldoende rekening met culturele verschillen?

“Ik heb zelf niet altijd een duidelijk antwoord op die vraag. De grootste ongelijkheid is voor mij dat je voor iedereen hetzelfde wil doen. Maar we zijn allemaal verschillend! Bij momenten denk ik dat het goed zou kunnen zijn als je in een woonzorgcentrum een eenheid zou kunnen vrijmaken voor mensen die dezelfde taal spreken. Als ze dat willen. Maar als je zoiets zou organiseren zonder met de mensen te praten, dan maak je een fout. En ik reken er uiteraard ook op dat we andere woonzorgcentra anders kunnen invullen. In het midden- en hoger kader van de zorg hebben we zeker en vast meer interculturaliteit nodig, om de accenten aan te brengen die zoveel mogelijk mensen vertrouwen geven. We moeten onze kennis vergroten. Dat is de reden waarom ik in cultuursensitieve zorg geloof.”

De zoektocht naar personeel voor de zorg

Om in de zorg te gaan moet je duidelijk uit het juiste hout gesneden zijn.

“Zorgopleidingen scoren heel goed bij de VDAB. Maar ik vind dat je de opleiding alleen mag kiezen als je ook echt ambitie hebt. Het zou verkeerd zijn om iedereen naar de zorg te leiden omdat het toch niet zo nauw steekt. Wel, het steekt heel nauw. Je moet vanuit de juiste premissen vertrekken. Je moet een ethisch waardengevoel ontwikkelen. Ik beweer niet dat bij een achttienjarige dat waardengevoel al volledig ontwikkeld moet zijn. Maar het moet in de kiem aanwezig zijn en tijdens de scholing moet je het ontwikkelen.”

“Je mag de zorgopleiding alleen kiezen als je ook echt ambitie hebt.”

De sector staat voor een grote uitdaging om voldoende werknemers aan te trekken en een voldoende divers personeelsbeleid te voeren. Er is progressie, maar vele zorgberoepen zijn nog steeds vervrouwelijkt en de culturele diversiteit is te beperkt. Moeten we geen quota overwegen?

“Dat is een hele moeilijke vraag. Weet je, ik vind dat je niet gekozen moet worden omdat je een vrouw bent, maar omdat je kwaliteiten hebt. Maar zo werkt het dus blijkbaar niet. In De 7 privileges van de zorg heb ik met Dirk Geldof een discussie gehad over quota. Toen was ik ertegen. Intussen denk ik er genuanceerder over. Als het echt onvoldoende vooruitgaat, zullen we toch een handje moeten toesteken. Quota zijn voor mij geen permanente maatregel, maar ze brengen misschien wel een dynamiek op gang. Ik heb er een haat-liefdeverhouding mee.”

“We doen bijvoorbeeld ons uiterste best om meer mannen in de sector te krijgen. We boeken vooruitgang, maar naar verhouding komen er nog steeds meer vrouwen bij. Tot daaraan toe. De aanwezigheid van mensen met een migratie-achtergrond in het personeelsbestand is van fundamenteel belang. Hoe beter de mengeling, hoe groter het leereffect en hoe beter de cultuursensitieve zorg die gebaseerd is op een menselijke benadering.”

Wat met de instroom van zorgstudenten met een migratie-achtergrond?

“Daar gaat het echt wel de goeie kant uit. Het probleem zit vandaag niet bij de instroom, maar eerder bij het personeelsbestand. Ik maak hier één kanttekening bij: in hoeverre oefenen mensen ook het zorgberoep uit waarvoor ze hebben gestudeerd? Daar heb je een afwijking. Bij de verzorgenden zie je dat er wel wat jongeren met een migratie-achtergrond zijn die een opleiding volgen om voor familieleden te zorgen.”

Uw inspanningen als zorgambassadeur lonen, maar er zijn nog steeds onvoldoende nieuwe werknemers om de collega’s te vervangen die met pensioen gaan.

“Klopt. Uiteraard zijn we als zorg- en welzijnssector kwetsbaar voor de interne vergrijzing van ons personeel, omdat menselijk kapitaal ons belangrijkste bezit is. Onder leiding van Jozef Pacolet (HIVA, n.v.d.r.) is uitgezocht welke impact de vergrijzing op het personeelsbestand in de zorg heeft. Die impact is groot. Maar het beleid past zich voortdurend aan, zodat het moeilijk is absolute getallen te geven.”

Steeds grotere ziekenhuizen. Dure apparatuur. Statistieken, bijvoorbeeld die over vergrijzing, die een explosie van zorgvragen lijken te voorspellen. Een legioen van mensen in witte schort die elke dag ontelbare zorgvragen beantwoorden. Als je je de zorgsector als geheel probeert voor te stellen, dan valt de grootte van de onderneming op. Ook de uitdagingen zijn buiten proportie. Zijn we binnen twintig jaar nog wel in staat om het zorgaanbod te garanderen?

"Voor mij is de vervangingsvraag vandaag belangrijker dan de vergrijzing van de maatschappij. Het is niet omdat je 65 bent, dat je zorgbehoevend wordt. Eigenlijk zit de grote intensieve zorgvraag gemiddeld in het laatste anderhalve levensjaar. Er zijn uiteraard meer ouderen, maar die zullen ook gezonder oud worden. Ik ben ervan overtuigd dat we erin slagen om de continuïteit van onze goede zorg te handhaven.”

“In de gezondheidszorg worden de technieken minder invasief. Routine-ingrepen nemen minder tijd in beslag dan vroeger. Die vooruitgang stopt niet en wordt ook meer op maat van de patiënt ontwikkeld. Bovendien geloof ik heel erg in de inventiviteit van de mensen. Kortom, het is onmogelijk om te voorspellen hoe de situatie er zal uitzien in pakweg het derde kwartaal van 2027, maar ik ben er wel van overtuigd dat we onderweg oplossingen zullen vinden.”

Zorg met ondernemingszin

Wat ziet u als een heel concrete opdracht voor toekomstige zorgverleners?

“We moeten zorgverleners leren werken met technologie. Ik heb het niet over het gebruik van de infuuspomp, wel over een soepele manier om humane zorg te combineren met technologische vooruitgang. We mogen niet a priori tegen technologie zijn. Het probleem is uiteraard dat het ontwikkelen van een nieuwe techniek voor basiszorg minder sexy oogt dan een hypermoderne scanner. Daarom geloof ik bijvoorbeeld heel erg in de richting zorgtechnologie (een bacheloropleiding, n.v.d.r.). Jammer dat men er de component zorg heeft uitgeknipt.”

Zullen er niet veel toekomstige zorgverleners terechtkomen bij private initiatieven?

“Het gaat om de filosofie achter een instelling, of het nu een vzw is of een privéonderneming. Die filosofie moet deugen. Ik vind dat we mensen in de zorg te weinig ondernemend opleiden. Het is voor mij een verademing dat er ook zorgondernemingen zijn die zonder subsidies werken, maar wel de zorg beter maken. We moeten zorgverleners in opleiding anders leren denken, zodat ze ook goeie van slechte commercialisering kunnen onderscheiden.”

De vergrijzing is wel heel tastbaar, al was het maar omdat woonzorgcentra als paddenstoelen uit de grond schieten.

“Thuiszorg wordt belangrijker, ongetwijfeld. We zullen ook nieuwe vormen van zorg ontwikkelen. Ik beweer niet dat we geen woonzorgcentra meer nodig zullen hebben. Ik denk wel dat we stilaan moeten stoppen met bouwen.”

Kwatongen zullen beweren: de overheid zal worstelen met de continuïteit van de zorg, dus vergroten ze het belang van de vermaatschappelijking van de zorg. We moeten het maar voor een stuk zelf oplossen.

“Dat is inderdaad een kwaadwillige interpretatie. Vermaatschappelijking is voor mij fundamenteel. Het is een dijk van een opdracht: hoe geven we iemand een waardevolle plaats in de samenleving? Dat doen we niet door mensen uit de samenleving weg te nemen, maar door hen te laten samenleven met anderen. We moeten leren omgaan met mensen die niet volmaakt zijn en een beperking hebben. Het is een heel moeilijke en noodzakelijke opdracht in zorgcentra. Vele malen moeilijker dan een pil toedienen of een techniek juist toepassen.”

“Ik heb een bezoek gebracht aan Mariënstede (een centrum voor mensen met een fysieke en geestelijke beperking, gevestigd in Dadizele, n.v.d.r.). Dit heeft een diepe indruk op me gemaakt. De voorziening ligt midden in het dorp. Je komt er binnen via een winkel die wordt uitgebaat door mensen met een beperking. Hoe zwaar de beperking ook, iedereen heeft er een job en elke job heeft betekenis. Ik vond dat heel mooi. Daar heb ik het diepe besef gekregen hoe belangrijk die vermaatschappelijking is. Wat niet wegneemt dat er in Mariënstede ook zeer capabel gespecialiseerd personeel werkt. Maar iedereen verleent er zorg, van de poetsvrouw tot de directeur. Terecht.”

“Vermaatschappelijking helpt een deel van de zorgnood op te vangen en houdt de zorg mee betaalbaar. Ik vind dat niet fout. Je zoekt nu eenmaal manieren om het systeem betaalbaar en beheersbaar te houden. Maar vermaatschappelijking vervangt het fundament van de zorg niet. Het zou totaal verkeerd zijn om bij elk probleem de buurman of de familieleden aan te spreken omdat het goedkoper is.”

Uw invulling van vermaatschappelijking overstijgt eigenlijk de invloed van de zorgsector zelf. Leveren we wel voldoende inspanningen om mensen met een beperking die waardevolle plaats in de samenleving te geven? En is er voldoende draagvlak voor die vermaatschappelijking?

“Ook daar kunnen we een versnelling hoger schakelen. In de sector spreken we nog te veel tegen onszelf. We moeten veel meer het maatschappelijke debat opentrekken. Ik pleit er altijd voor om zoveel mogelijk positieve verhalen naar buiten te brengen, want die zijn er, in groten getale.”

>> Lon Holtzer, De 7 privileges van de zorg, Acco, 2015, 158 p. │ ISBN 9789033498213 │ € 22,50