welzijn & zorg

Samenwonen doet goed

De gezinsdimensie in psychische gezondheid
20.09.2016
Foto's
A. Soens/ HIG

In Vlaanderen voelde in 2013 een kwart van de mannen en een derde van de vrouwen (van 15 jaar en ouder) zich psychisch niet goed; dit aandeel is significant hoger dan de voorbije jaren. De impact van een minder goede psychische gezondheid op het dagelijkse leven is zeer groot en divers. De vermaatschappelijking van de zorg vraagt veel van de omgeving van mensen die zorg nodig hebben. De studiedienst van de Vlaamse Regering zocht uit of een gezinssituatie de psychische gezondheid kan beïnvloeden.

De studiedienst van de Vlaamse Regering stelde zich deze onderzoeksvraag: Verschilt de psychische gezondheid van 25-65-jarige mannen en vrouwen naargelang van hun gezinssituatie?

Samenwonen met een partner doet goed

De onderzoekers stellen een vrij algemeen en duidelijk positief effect vast van het samenwonen met een partner op de psychische gezondheid. Wie op leeftijd 25-65 jaar samenwoont met een partner, voelt zich psychisch veel beter, is minder depressief en heeft minder psychische klachten. Hij of zij functioneert psychisch veel beter, heeft meer zelfwaardering en een grotere weerbaarheid. Inzake depressie-klachten was de positieve impact van een inwonende partner zelfs het grootst in het Vlaamse Gewest. Vlamingen blijken voor hun positieve gemoedsgesteltenis het meest gevoelig te zijn voor de aanwezigheid van een partner. Ook de kwaliteit van het psychische functioneren staat zelden geheel los van het partnerstatuut.

 

Als Belgische mannen samenwonen met een partner, zijn ze minder vaak een problematisch alcoholgebruiker. Samenwonen met een partner tast wel het gevoel van autonomie en vrijheid aan. In lijn met de oudere literatuur die focuste op verschillen in het psychische welzijn naargelang van de burgerlijke staat, treffen we bij Europese mannen slechts één persistent huwelijkseffect aan. Het zelfwaarde-gevoel van gehuwde mannen is significant groter dan dat van alle andere leeftijdsgenoten. Bij Europese mannen treedt één nahuwelijkse ‘cohabitation gap’ op: gescheiden mannen die opnieuw samenwonen met een partner zijn depressiever dan andere mannen die samenwonen met een partner. Bij Europese vrouwen treedt vaker een voorhuwelijkse ‘cohabitation gap’ op: vrouwen die nog niet voor het engagement van een eerste huwelijk hebben gekozen, maar wel samenwonen met een partner, voelen zich meer depressief, ervaren minder autonomie en missen een focus in hun leven.

Een echtscheiding blijft nazinderen

Het psychische welzijn en functioneren wordt geraakt door een echtscheiding; dit effect wordt echter doorgaans doorkruist door een partner-effect. Er is een negatief echtscheidingseffect bij Europese mannen als ze na de echtscheiding (nog) geen nieuwe partner hebben: ze zijn depressiever dan nooit-gehuwde mannen zonder partner. Er is echter een positief echtscheidingseffect als er een nieuwe inwonende partner is: Europese gescheiden mannen en vrouwen die opnieuw met een partner samenwonen, voelen zich beter in staat om problemen aan te pakken dan gehuwden en nooit-gehuwden die samenwonen met een partner.

Kinderen in goede en slechte tijden

Een effect van kinderen op het psychische welzijn en functioneren is, zoals eerder in de literatuur vastgesteld, ook in dit onderzoek doorgaans afwezig. Het lijkt alsof in Europese landen de lusten en lasten van kinderen elkaar uitbalanceren. In de Belgische resultaten komt geen enkel positief of negatief effect van inwonende kinderen op de psychische gezondheid naar voor. Er is slechts enige indicatie dat inwonende kinderen een remmend effect hebben op problematisch alcoholgebruik bij mannen die wekelijks alcohol drinken. Uit de Europese onderzoeksresultaten onthouden we dat kinderloosheid mannen treft in hun beleving van competentie en doelgerichtheid en vrouwen in hun zelfwaardering. De belangrijkste impact van inwonende kinderen betreft het verlies aan autonomie over het eigen leven, zowel voor mannen als voor vrouwen.

Conclusies en beleidsaanbevelingen

De onderzoekers concluderen: "Het beleid over psychische gezondheidszorg zal de komende jaren sterk op de proef worden gesteld bij de opvang, reïntegratie en opvolging van cliënten of patiënten, als blijkt dat deze steeds meer geen inwonende partner, en dus wellicht ook een geringer familienetwerk hebben. De vermaatschappelijking van de zorg en de inkanteling van de zorg voor de geestelijke gezondheid moet de komende jaren op vele beleidsagenda’s staan."

Lees het volledige rapport: De gezinsdimentie in de psychische gezondheidszorg