AIPA Aalst
ouderen

Luisteren naar wat ouderen willen

Praktijkvoorbeelden van actuele ouderenzorg in Aalst en Kortrijk
1.06.2016
Foto's
Jan Locus/ Bob Van Mol

Mensen willen zolang mogelijk de regie van hun leven in handen houden. De kwetsbaarheid en de zorgbehoefte nemen echter toe met de leeftijd. Ook dan moet, volgens de Vlaamse conceptnota voor het ouderenbeleid, de waardigheid en integriteit van het individu worden gerespecteerd. De zorgproeftuin AIPA in Aalst en de Geriatrie van het AZ in Kortrijk proberen die ambities waar te maken. Ze bekwamen zich in het goed luisteren.

In Aalst aan de Graanmarkt bevindt zich een compacte modelwoning voor oudere mensen die ondanks hun beperkingen zelfstandig willen wonen. De woning maakt deel uit van AIPA (Aging in Place Aalst), een van de zes zorgproeftuinen die tot eind dit jaar op subsidie van de Vlaamse overheid kan rekenen. Het is geen modern spektakelhuis vol domotica, maar een bestaande woning waarvan de benedenverdieping is omgebouwd om het leven van mensen makkelijker te maken als ze ouder worden. Alles in dit huis, van de gebruikte materialen tot de ergonomische meubels, is een doordachte keuze. Als de postbode brieven in de bus steekt, vallen ze niet op de grond, maar blijven ze op een uitschuifbaar laatje liggen zodat de bewoner niet hoeft te bukken om ze op te rapen. Het elektrische slot van de deur staat boven de klink, want dat sluit makkelijker. Het kookfornuis bestaat uit drie inductiekookplaten, veilig op een rij naast elkaar. De lijst slimme, onopvallende ingrepen is lang.

“De huidige generatie ouderen houdt niet zo van spectaculaire snufjes, zij hebben het liever zoveel mogelijk gewoon zoals thuis”, zegt Elise Van Opstal van de stad Aalst, die het AIPA-project coördineert. “Dat blijkt ook uit de reacties van de mensen die in de testwoning hebben verbleven. Sommigen hebben een woning die te groot is geworden en willen eens proberen of ze het gewoon kunnen worden in een compacte stadswoning. De reacties zijn overwegend positief, maar worden wel beïnvloed door de persoonlijke woonsituatie. Deze woning is bijvoorbeeld op het straatleven georiënteerd, waardoor sommige mensen zich onwennig voelen. Maar ouderen die minder mobiel zijn, ervaren het contact met het leven op straat wel als een pluspunt.”

Panel inspireert

Van Opstal: “Toch willen we ouderen ook vertrouwd maken met technologie die helpt om langer thuis te wonen. Een goed voorbeeld is het Internet of Things (IoT). Met die technologie kunnen we alarmerende situaties detecteren. Toestellen worden met sensoren uitgerust en verbonden met het internet. Afwijkingen in het bewegingspatroon worden gedetecteerd en kunnen resulteren in een noodsignaal. De persoon moet zelf geen knop meer indrukken om de mantelzorgers te contacteren. Als er afwijkende logaritmes zijn, gebeurt het automatisch. Uiteraard is het een modulair systeem. Het is aan de ouderen en hun mantelzorgers om te bepalen wat ze wel of niet als alarmerend beschouwen. Dat geldt trouwens voor het hele project. Wij proberen er via onze panelgroep vooral achter te komen wat de mensen wel en niet willen.”

Feedback krijgen de initiatiefnemers ook via een panel van eindgebruikers waar naast ouderen ook mantelzorgers en zorgverleners deel van uitmaken. Voor de bedrijven die producten voor de verzorgingssector ontwikkelen, is die feedback goud waard. Samen met ontwerpers hebben de fabrikanten zich verenigd in een denktank, het consortium met de naam PRoF (Patient Room of the Future), dat ook de drijvende kracht is achter de testwoning. Zoals de naam van het consortium aangeeft, begon de samenwerking tussen de ontwerpers en fabrikanten met de ontwikkeling van de ziekenhuiskamer van de toekomst. Daarna volgde een rusthuiskamer en een seniorenflat van de toekomst. Met de testwoning in Aalst krijgt het consortium waardevolle feedback van de eindgebruikers. Ook voor architecten van assistentiewoningen is de testwoning een inspiratiebron.

Warme zorg

‘Goede zorg begint met luisteren’, schrijft Michel Teller in Zilverzachte Zorg, een boekje dat projecten bundelt die de Koning Boudewijnstichting heeft ondersteund. Een ervan is dat van de afdeling Geriatrie van het AZ Groeninge in Kortrijk. In de beschrijving van het project vertelt zorgmanager Lode Pottie rechtuit over de geplande exitgesprekken met de patiënten. Lode Pottie: “De exitgesprekken zijn inderdaad niet evident. Ik mag er zelf nog zo hard in geloven dat het belangrijk is om naar de patiënten te luisteren. Maar als het niet vanuit de medewerkers zelf komt, lukt het niet. En hoe meer druk je zet, hoe meer weerstand je oproept.”

“Toch zijn mensen in de zorg gemotiveerd om op een goede, warme manier hun werk te doen. In ons ziekenhuis zijn we voluit gegaan voor het Amerikaanse kwaliteitslabel JCI, dat we in 2013 hebben behaald. Voor de medewerkers vergt de toepassing van de vereiste checklists en procedures behoorlijk wat extra werk. Daardoor rees de vraag bij het verzorgend personeel hoe we, naast al die aandacht voor veiligheid en kwaliteitszorg, ook warme zorg konden geven.”

“Warme zorg kun je moeilijk meten. We vragen feedback via kaartjes op de nachtkastjes en we houden af en toe enquêtes. Maar in de geriatrie komt daar weinig respons op. De mensen zijn ook vaak heel ziek en zwak als ze bij ons arriveren. Toch stel ik vast dat ze heel veel begrip tonen voor de werkdruk van het personeel, veel meer dan jongere mensen. Doorgaans willen ze het zorgpersoneel niet extra belasten en zijn ze tevreden met wat ze krijgen. De verblijfsduur wordt alsmaar korter. Gemiddeld is dat bij ons op de geriatrie nog geen veertien dagen. Daardoor is het wel moeilijker om een zorgrelatie op te bouwen. Toch moeten we er blijven voor gaan. Ik hamer er ook altijd op dat het levenspatroon van de patiënt bij een opname gerespecteerd moet worden. In het verleden was het dikwijls zo dat het ziekenhuis alles overnam van een patiënt vanaf het moment dat hij werd opgenomen. Als de patiënt naar huis gestuurd werd, moest hij echter weer zijn plan trekken. Nu streven we naar continuïteit, zodat de thuisverpleegkundige, de huisarts of het woonzorgcentrum de draad weer kan oppakken, samen met de patiënt.”

Exitgesprekken

“Met onze exitgesprekken wilden we peilen naar de beleving van de mensen in het ziekenhuis op het moment dat ze weer naar huis gaan. Niet om te vissen naar wat er eventueel misgelopen is, maar om een beeld te krijgen van hoe zij als persoon de voorbije periode ervaren hebben. We hadden dat goed voorbereid. Een aantal mensen hadden in het zorg-ethisch lab sTimul in Moorsele een opleiding gevolgd. Ze kozen daar een profiel, bijvoorbeeld het profiel van een Parkinson-patiënt, en werden er gedurende twee dagen verzorgd. Zo ervaart het zorgpersoneel zelf wat een bepaalde benadering met jou doet als persoon. Tijdens onze opleidingsdag geriatrie hadden we ook tijd uitgetrokken om na te gaan wat warme zorg voor het verzorgend personeel precies betekent. Daarna heeft sTimul verpleegkundigen begeleid om de geplande exitgesprekken op een goede manier te leiden.”

“We namen de exitgesprekken met de patiënten op en bespraken ze daarna in het team. De feedback bleek voor velen te confronterend te zijn: Waarom heb je daar niet doorgevraagd? Heb je eigenlijk wel gehoord wat die persoon daar zei? Sommige mensen konden zich daar niet voor openstellen en dus hebben we een alternatief gezocht. Uiteindelijk hebben we met de verpleegkundigen een lijst opgesteld met mogelijke vragen rond beleving waarop we ons een jaar lang elke maand konden focussen. Bijvoorbeeld: Is er iets waar je je vandaag zorgen over maakt? Of in april: Hoe word je het liefst aangesproken? In september was de vraag: Heb je nog bepaalde vragen over jouw behandeling of over de medicatie die je moet nemen? En dit vind ik ook een goeie: Wat zou je vandaag het liefst hebben dat we voor je doen? We zijn namelijk sterk geneigd om routineus te werken. Als de patiënt gewassen is en zijn bed is opgemaakt, zijn we rond met onze zorg. Maar moet iedereen wel iedere dag helemaal gewassen worden? Kunnen we in de plaats niet wat meer zorg op maat geven?”

“Het zorgpersoneel heeft samen met onze psychologe Maïté Roesbeke elke maand de reacties op de vragen besproken. Daar hebben ze echt wel iets aan gehad. Binnenkort sluiten we het project af met een passende bijscholing.”

De ober en de zorgrelatie

Van het zorgpersoneel in een voorziening met een kwaliteitslabel wordt verwacht dat het zijn handelingen uitgebreid documenteert. Maar alles registreren vergt tijd. Tijd die niet aan de patiënt kan worden besteed. Pottie: “Ik heb er een dubbel gevoel bij. Enerzijds vind ik dat we moeten kunnen aantonen welke handelingen we verricht hebben bij onze patiënten, want daar worden we tenslotte voor vergoed door de overheid. Ook als er iets ernstig mis gaat, is het belangrijk dat men kan traceren waar het fout is gelopen. Aan de andere kant is er zoveel informatie beschikbaar, dat je nog moeilijk kunt verwachten dat de zorgverleners dat allemaal eerst doornemen. Daarom zoeken we naar instrumenten om de essentiële informatie uit het dossier te halen en snel van de ene verpleegkundige op de andere over te dragen.”

“De tijd die nodig is om te documenteren en informatie over te dragen, mag geen excuus zijn om je werk bij de patiënt niet naar behoren te doen. Ik vergelijk het met een ober op een druk terras. De ene kijkt je in de ogen, begroet je en serveert je galant een kop koffie. De andere is onvriendelijk en ploft de koffie voor je neer. Bij de tweede, die er nochtans even lang mee bezig is geweest als de eerste, heb je geen beleving gehad. Ook in de zorg moeten we ondanks de tijdsdruk contact maken met de patiënt en er een persoonlijke beleving van maken. Dat was ook wat we wilden bereiken met ons communicatieproject. Ik wil dus niet meehuilen met de wolven in het bos en tijd als excuus inroepen om geen zorgrelatie met de patiënt op te bouwen.”

Druk op mantelzorgers

Een tendens die ze op de afdeling Geriatrie in het AZ Groeninge Kortrijk ook ervaren, is de toenemende druk op mantelzorgers. Pottie: “Vroeger kon een patiënt een maand of soms langer op de afdeling geriatrie verblijven. Daardoor konden de mantelzorgers even op adem komen. Nu merken we steeds vaker dat mensen worden opgenomen omdat de mantelzorger het niet meer aan kan. Je voelt dat ze het als hun opdracht of plicht ervaren om de persoon in kwestie op te vangen, maar ze gaan dikwijls door tot op het punt dat ze uitgeput zijn. Op het moment van de opname komen die mensen dan tot de conclusie dat het niet langer houdbaar is. De mantelzorger ervaart een soort burn-out. Gelukkig besteedt men nu wat meer aandacht aan de begeleiding van de mantelzorgers. Een eerste stap is vaak het besef dat ze mantelzorgers zijn. Dat is niet alleen een vorm van erkenning voor hun inzet, maar ze ontdekken dan ook dat ze bij heel wat instanties terechtkunnen, van de mutualiteit tot zelfhulpgroepen en praatcafés.”

 

>> Michel Teller, Zilverzachte zorg, 2015, 40 p. Downloaden via www.kbs-frb.be/nl/Activities/Publications/2015/20151021PP

>> www.aipa.be  

>> www.azgroeninge.be  

 

sTimul omschrijft zich als een zorg-ethisch lab. Dit ambitieuze samenwerkingsproject tussen onderwijs, de zorgsector en partners als de VDAB en de Provincie West-Vlaanderen is gevestigd in Moorsele. sTimul verricht wetenschappelijk onderzoek en biedt workshops en vormingsdagen aan, bijvoorbeeld over zorgethiek of ‘moreel beraad’. Er worden ook inleefsessies georganiseerd waarbij zorgverleners de kans krijgen om zich in te leven in de rol van een zorgontvanger. www.stimul.be  

 

PRoF is een internationaal consortium voor innovatie dat in 2009 van start ging. Het consortium steunt op de deelname van ruim 300 zorgprofessionals uit verschillende disciplines en organisaties. Samen denken ze na over de evolutie van zorgsystemen. De kracht van het consortium zit in de interdisciplinaire aanpak. PRoF betrekt universiteiten, denktanks en toegankelijkheidsbureaus bij zijn activiteiten. Daarmee maakt het consortium technologische innovatie tot een van de speerpunten van de toekomstige ouderenzorg. >> www.prof-projects.com