kinderen & jongeren

'Dit heeft onze band als gezin alleen maar versterkt'

Week van de Pleegzorg: pleegbroers en -zussen in de kijker vanaf 13/11
23.10.2020
Foto's
Jan Locus

De Week van de Pleegzorg besteedt dit jaar bijzondere aandacht aan pleegbroers en -zussen. Weliswaar ging op bezoek bij het gezin van Veerle en Jacques, die drie volwassen kinderen en twee pleegkinderen onder hun hoede hebben. “We wilden dit alleen doen met de volledige steun van onze biologische kinderen.” 

Het vroeg wat gepuzzel om alle kinderen van het gezin bij elkaar te krijgen - twee van hen wonen niet meer thuis en twee werken in de zorgsector, met flexibele werktijden. Maar op een zonnige zaterdagmiddag is het dan toch gelukt. We treffen Veerle Aelbrecht (53) en haar man Jacques (57) in hun tuin, omringd door maar liefst zes kinderen. Naast hun drie biologische kinderen - Laurentz (29), Jonathan (27) en Elisabeth (23) - wonen bij het gezin ook twee pleegkinderen - Aurelie* (14) en Juliette* (13) - én de geadopteerde dochter van Veerles zus, Isabel (13). Zij woont nu al ongeveer een jaar bij het gezin, haar mama woont en werkt in het buitenland. En eigenlijk is zij degene dankzij wie het hele pleegzorgverhaal is begonnen, vertelt Veerle. “Mijn zus, die bij Artsen zonder Grenzen werkt en vaak verhuist naar verschillende uithoeken van de wereld, had Isabel geadopteerd in Honduras toen zij nog een baby was. Voor de administratieve kant van de zaak moest ze naar België komen. Ze zou drie maanden bij ons logeren, maar uiteindelijk is ze bijna een jaar gebleven. Het was heerlijk om zo’n peutertje in huis te hebben, dus toen ze vertrokken voelde dat echt als een leegte. In die periode is de vader van Jacques ook overleden, waardoor we het heel moeilijk hadden als gezin. We hadden weer een doel nodig voor ons allemaal, en veel warmte en liefde om te geven. Dus gaven we ons op voor pleegzorg. Eigenlijk wilde we graag één kindje helpen, bij voorkeur tussen drie en acht jaar oud. Jong genoeg, maar ook al uit de pampers en de gebroken nachten: dat leek ons als gezin ideaal.”


Ook dochter Elisabeth herinnert zich die periode nog goed. “Ik voelde echt een ‘gat’ toen Isabel vertrokken was. Ik was toen een jaar of twaalf en vond het heerlijk om zo’n jong kindje in huis te hebben. Toen mijn ouders begonnen over pleegzorg, zag ik dat vrijwel meteen zitten. Ik ben meegegaan naar de infoavonden van Pleegzorg Vlaanderen en toen we het nieuws kregen dat Aurelie en Juliette misschien bij ons zouden komen wonen, ben ik hen mee gaan bezoeken in De Schommel, de voorziening waar zij toen verbleven. De eerste keer dat ik daar kwam, wilde ik álle kindjes wel meenemen (lacht). Aurelie en Juliette waren toen vier en drie: twee schattige kleutertjes. Een paar maanden lang zijn we hen elk weekend gaan bezoeken. Na verloop van tijd mochten ze dan een weekend mee naar huis. Dat was leuk, maar ook telkens heel moeilijk om hen terug te brengen. We waren dus erg blij toen ze echt bij ons mochten komen wonen, nu tien jaar geleden.”

Geen concurrentie

Grote broers Laurentz en Jonathan, toen 19 en 17 jaar oud, moesten wel even wennen aan het idee van twee kleutertjes in huis. Laurentz herinnert zich de eerste weken als “een beetje raar, maar de aanwezigheid van de twee zusjes voelde al vrij snel vertrouwd.” Al was het zeker niet eenvoudig in het begin, vertelt Veerle. “Aurelie was heel gesloten en afstandelijk, ze wilde bijvoorbeeld niet geknuffeld worden. En Juliette was het gewend om altijd haar zin te krijgen. De meisjes kwamen met een rugzakje: bij hun ouders hadden ze het heel moeilijk gehad, en daarna hadden ze negen maanden in een voorziening gewoond. De typische regels die in een gezin gelden - beleefd zijn, luisteren naar je ouders - kenden zij niet. Zeker met Juliette was alles een strijd in het begin. Zo duurde het bijvoorbeeld een kwartier om haar ín bad te krijgen, en daarna een kwartier om haar er weer uit te krijgen. Aurelie vond het dan weer heel moeilijk om zich open en kwetsbaar op te stellen. Eén ding was wel prachtig om te zien: de band tussen de twee zusjes. Zeker in het begin hadden zij nooit ruzie, de onderlinge solidariteit was ongelofelijk. Ze sprongen altijd voor elkaar in de bres. Nu nog, eigenlijk.”

Veerle vertelt dat zij bewust kozen voor jonge pleegkinderen. “Om geen concurrentie te hebben tussen je biologische kinderen en je pleegkinderen, is dat leeftijdsverschil cruciaal. Anders krijg je conflicten: waarom mag zij dit wél, en ik niet? Soms heb je toch een andere aanpak nodig, als ouder en pleegouder. Maar we vonden het ook heel belangrijk dat onze biologische kinderen een actieve rol konden opnemen in de pleegzorg. Mijn man en ik hebben een drukke job, dus we rekenden erop dat de kinderen regelmatig bijsprongen. Ik vrees dat ze best vaak babysit en chauffeur hebben gespeeld, zeker in het begin.” Elisabeth knikt. “De eerste jaren waren behoorlijk intens, zeker toen de meisjes naar de lagere school gingen. In het begin waren we soms anderhalf uur bezig met hun huiswerk: dan is het wel fijn als je elkaar eens kunt afwisselen.” Jonathan herinnert zich vooral de vele keren dat hij met de meisjes naar hun hobby’s reed. “Ik vond dat eigenlijk heel leuk. We deden dan onnozel en konden veel lachen samen. Daar heb ik heel warme herinneringen aan.” 

Bang afwachten

Ook Laurentz blikt met een warm gevoel terug. “Ik vond het tof om me een beetje over de meisjes te ontfermen. En doordat zij zoveel aandacht nodig hadden, lieten mama en papa ons soms wat meer met rust, als het bijvoorbeeld over school ging. Dat was mooi meegenomen. (lacht)” De aandacht voor de meisjes was ook anders, vertelt Elisabeth. “Wij waren al tieners, waardoor we minder die zorgende aandacht nodig hadden. Van jaloezie is in elk geval nooit sprake geweest. En als de meisjes straks in hun puberteit belanden, zullen we ook wel een belangrijke rol kunnen spelen. Door onze leeftijd staan wij nog dichter bij hun leefwereld dan onze ouders. Mama belt me nu al soms: ‘Elisabeth, kom eens naar hier om te babbelen met Aurelie.’ Puberaal gedrag wordt regelmatig gedelegeerd. (lacht)” Ook Juliette en Aurelie zelf vonden het fijn om in een gezin met kinderen terecht te komen, vertellen ze. “Zonder hen zou het maar saai zijn.”

Elk jaar verschijnen Juliette en Aurelie voor de jeugdrechtbank, die beslist of de pleegzorg wordt voortgezet. “Toen daar voor het eerst over werd gesproken, voelde ik me heel angstig”, vertelt Elisabeth. “Ik was me aan het hechten aan die twee meisjes, ik gaf hen al mijn liefde - want dat verdienen zij uiteraard volledig - en toch kon het op een dag weer voorbij zijn. De eerste jaren was het telkens bang afwachten, maar nu is de jaarlijkse verlenging eerder een formaliteit geworden.” Ook Jonathan heeft dat zien verschuiven. “Ik was me er heel goed van bewust dat het de bedoeling was dat ze konden terugkeren naar hun ouders. Juliette en Aurelie wilden dat uiteraard heel graag, dus wij hoopten mee met hen dat het zou lukken. In tussentijd wilden we hen gewoon een gelukkige thuis bieden. Al zouden we hen nu, na al die jaren, natuurlijk nooit meer kunnen missen.” De eerste jaren gingen de meisjes nog regelmatig een dag op bezoek bij hun ouders. “Dat was zeker niet makkelijk”, herinnert Elisabeth zich. “Voor hen was het telkens heel emotioneel om terug te keren naar ons: eigenlijk wilden ze liever bij hun ouders blijven. Op zaterdagavond zaten we dan schrap in de zetel, wanneer ze arriveerden. Dat waren heel pijnlijke momenten.” Het voelde ook wrang, vertelt Jonathan. “Wij probeerden er alles aan te doen om hen gelukkig te maken, en toch leek dat in het begin niet te lukken. Ze waren er niet klaar voor om die warme thuis bij ons te vinden. Zoiets heeft natuurlijk tijd nodig.”

'Echte' broers en zussen

Intussen voelen alle kinderen in dit gezin zich ‘echte’ broers en zussen, vertellen ze enthousiast. “De meisjes wonen hier nu al tien jaar. Wij zijn één familie”, zegt Jonathan. En volgens mama Veerle heeft pleegzorg iedereen dichter bij elkaar gebracht. “In het begin wisten we dat wij een meerwaarde konden zijn voor Aurelie en Juliette. Maar intussen is dat helemaal verschoven: zij zijn een meerwaarde voor ons. Dat alle kinderen zo goed aan elkaar hangen, heeft voor een groot deel met hen te maken. De solidariteit en verbondenheid die hier heersen, daar zitten zij voor een groot stuk tussen. Elk jaar gaan mijn man en ik één weekje met ons tweeën op reis. De oudste kinderen nemen dan de zorg voor de jongsten over, met een beurtrol. En ze zeggen altijd: mocht jullie iets overkomen, dan nemen wij die zorg over.” Elisabeth knikt. “Tuurlijk. Dat spreekt toch voor zich?” 

Elk jaar gaat het gezin ook samen op reis. Dat zijn altijd prachtige momenten, vertellen ze. “Ik herinner me nog dat we allemaal samen in de Provence waren”, mijmert Elisabeth. “Alle meisjes kregen toen hetzelfde witte jurkje. Daar is een hele mooie foto van. De laatste jaren, nu Laurentz en ik niet meer thuis wonen, hebben die vakanties nog meer betekenis gekregen. Dit is ons kerngezin: iedereen die we het liefste zien, is erbij.” Ook Juliette vindt de vakanties heerlijk, vertelt ze. “Vooral die ene keer, toen we allemaal samen in Senegal waren en Laurentz zijn vriendin Lore ten huwelijk vroeg. Wij wisten dat allemaal al, behalve Lore natuurlijk. Heel romantisch!” 

Als we aan de kinderen vragen of dit hun persoonlijkheid heeft veranderd, aarzelen ze even. “Ik denk dat het zorgende sowieso al in ons zat”, zegt Jonathan. “Toen onze ouders pleegzorg voorstelden, zijn we daar zonder veel twijfels in meegestapt. Maar dit hele avontuur heeft dat aspect van onze persoonlijkheid misschien nog versterkt. En ons verrijkt, sowieso.” Elisabeth gaat akkoord. “Het feit dat ik Sociaal Werk gestudeerd heb, is zeker beïnvloed door pleegzorg. Aanvankelijk was ik er zelfs rotsvast van overtuigd dat ik in een voorziening voor jeugdhulp wilde werken.” Ook Veerle ziet hoe haar kinderen gegroeid zijn door pleegzorg. “Ze kunnen nu sneller relativeren dan vroeger. Alles komt goed: die houding.” En zien ze zichzelf later in de pleegzorg stappen? “Dat zou ik zeker overwegen. We hebben een heel mooi voorbeeld gekregen”, zegt Laurentz. Zijn broer en zus knikken. “Al beseffen we ook dat het niet altijd rooskleurig is. Wij hebben veel moeilijke momenten gehad, en er komen er waarschijnlijk nog. Maar over het algemeen is dit zeker een heel geslaagd verhaal”, besluit Elisabeth.

*Aurelie en Juliette zijn schuilnamen, om hun privacy te beschermen.

“Biologische kinderen vinden pleegzorg verrijkend, maar botsen ook op grote uitdagingen”

Dat pleegzorg ingrijpend kan zijn voor de biologische broers en zussen, blijkt ook uit wetenschappelijk onderzoek. Kinderpsychologe Laura Gypen (VUB) deed enkele jaren geleden een studie waarvoor ze pleegouders en hun biologische kinderen bevroeg.
Wat hebt u precies onderzocht?
Laura Gypen: “Zowel vanuit het werkveld als vanuit de faculteit kreeg ik de vraag om de rol van biologische kinderen binnen pleegzorg te onderzoeken. In Vlaanderen was daar amper wetenschappelijke literatuur over en pleegzorgbegeleiders misten handvaten om met biologische kinderen binnen pleeggezinnen aan de slag te gaan. Terwijl zij uiteraard heel belangrijk zijn voor het gezin. We hadden zelfs de indruk dat veel potentiële pleegouders niet in pleegzorg durfden in te stappen, uit bezorgdheid om hun biologische kinderen. En gezien er een groot tekort is aan pleeggezinnen, was er dringend nood aan wetenschappelijke ondersteuning. Nadat ik, samen met enkele collega-onderzoekers, de internationale literatuur onder de loep had genomen, hebben we - via verschillende pleegzorgdiensten in Antwerpen - 139 pleeggezinnen bereid gevonden om deel te nemen aan ons onderzoek. Van elk gezin heeft telkens de pleegmoeder en één biologisch kind onze vragenlijst ingevuld. Die ging onder meer over de acceptatie van het pleegkind en gedragsproblemen, emotionele problemen en hyperactiviteit - zowel bij de pleegkinderen als bij de biologische kinderen zelf.”
Wat waren de opvallendste resultaten?
“Wat wij niet hadden verwacht, is dat de pleegmoeders het effect van pleegzorg op hun biologische kinderen lijken te onderschatten. Biologische kinderen gaven vaker aan dat hun gezin veel veranderingen moest doorstaan door de komst van het pleegkind en dat de dynamieken binnen het gezin veranderden. Pleegmoeders gaven deze verschillen in significant mindere mate aan. Bijkomend merkten pleegmoeders minder op dat ook de biologische kinderen vaker gedrags- en emotionele moeilijkheden ervaren dan voor de plaatsing. Een mogelijke verklaring is dat hun aandacht deels verschuift van de biologische kinderen naar de pleegkinderen. Bovendien hebben die laatste vaak nog ernstigere problemen, waardoor de problemen van de biologische kinderen worden onderschat.”


Hoe staan biologische kinderen tegenover pleegzorg?
“De zogenaamde ‘acceptatiescore’ - hoe sterk een pleegkind wordt aanvaard als deel van het gezin - lag eerder laag bij de biologische kinderen. Dat was toch ook iets wat we niet hadden verwacht. Al mogen we het ook niet te negatief zien. Veel biologische kinderen gaven aan blij te zijn met het pleegkind in hun gezin, ze vonden het meestal een verrijkende ervaring, het hielp hen om empathischer te zijn en meer rekening te houden met anderen. Bovendien vonden ze het fijn om iemand te helpen. Maar ze gaven ook aan dat er veel uitdagingen zijn. Zo hadden veel biologische kinderen het moeilijk met het feit dat pleegzorg niet definitief is: ze krijgen een emotionele band met het pleegkind, maar op een dag kan dat kind weer uit hun leven verdwijnen. Daarnaast gaven ze aan dat ze soms te veel verantwoordelijkheid op hun schouders voelden: als biologisch kind hadden ze het gevoel dat ze een rolmodel moesten zijn en het goede voorbeeld geven binnen het gezin. Bovendien zagen ze ook de druk op hun ouders toenemen.”
Wat kunnen we uit dit onderzoek leren?
“Ten eerste is het heel belangrijk dat pleegkinderen vooraf worden gescreend op mogelijke gedragsproblemen. Hoe meer die aanwezig zijn, hoe groter de kans op moeilijkheden bij de biologische kinderen. Dat wil uiteraard niet zeggen dat kinderen met gedragsproblemen niet in een pleeggezin terechtkunnen. Maar in dat geval is er meer nood aan individuele begeleiding: voor pleegkind en pleegouders, maar ook voor de biologische kinderen. Zij moeten trouwens vanaf het begin meer bij de pleegzorg betrokken worden. Soms nemen ouders de beslissing om met pleegzorg te beginnen, zonder de mening van hun biologische kinderen te vragen. Dan is de kans veel groter dat het misloopt. Het is veel beter om de biologische kinderen bij elke stap te betrekken: zien zij pleegzorg zitten? Willen zij liever een jonger of ouder kind? Willen ze graag langdurige pleegzorg, of crisishulp? Maar de pleegzorgdiensten kennen de resultaten van dit onderzoek en de laatste jaren wordt al veel meer rekening gehouden met de positie van biologische kinderen binnen een pleeggezin. Al blijft het natuurlijk cruciaal dat ouders individuele aandacht blijven schenken aan hun biologische kinderen. Soms is pleegzorg heel intens en het kan veel tijd en energie vragen, maar de biologische kinderen hebben natuurlijk ook genoeg individuele aandacht nodig.”