kinderen & jongeren

Het platteland, waar kinderen thuis zijn

Hoe maak je dorpen kindvriendelijk?
24.10.2016
Foto's
Jan Locus

In heel wat steden staat kindvriendelijkheid hoog aangeschreven. Maar hoe zit het in de rest van Vlaanderen? Het kennis- en expertisecentrum Kind en Samenleving vzw wijdde er een onderzoek aan: ‘Hoe zot is ons dorp?’

De straat op

Het cliché wil dat jonge kinderen het gelukkigst zijn op het platteland. Ze kunnen er stoeien in weilanden, ongestoord op straat spelen, in bomen klimmen en kikkervisjes vangen. Helaas lijkt dat beeld vooral ingegeven door nostalgie. Vandaag worden dorpen doorkruist door steenwegen, waar vaak erg snel gereden wordt. Landbouwers vinden het niet zo prettig en veilig als je hun weilanden betreedt. En wie in bomen klimt, loopt het risico om een GAS-boete te krijgen. Tijd voor actie, met andere woorden. “In steden is kindvriendelijkheid al langer een belangrijk thema, omdat keer op keer blijkt dat jonge gezinnen de stad verlaten”, vertelt Wouter Vanderstede, onderzoeker bij Kind en Samenleving vzw. “Maar wij wilden graag onderzoeken hoe vanzelfsprekend die kindvriendelijkheid is buiten de stad. En dat werd al snel duidelijk. Op veel plaatsen staat de vrije ruimte voor kinderen onder druk. Bovendien beperken sociale veranderingen en het verkeer de bewegingsruimte.”

Samen met collega’s ging Vanderstede op onderzoek in 13 woonkernen buiten de stad. Eerst in een aantal typische kleine dorpen, zoals Guigoven of Zemst-Laar. Maar later ook in meer verstedelijkte gemeentes, zoals Groot-Bijgaarden of Zolder. Vlaanderen is dan ook één grote, suburbane ‘nevelstad’. “Dankzij financiële steun van de Vlaamse overheid konden we een echt actie-onderzoek voeren. We hebben eerst de gemeente volledig doorgespit en gingen op stap met de jeugddienst, de schepen en de ruimtelijke planner. Daarna hebben we de lokale jeugd (10 tot 15 jaar) aan het woord gelaten. We organiseerden sessies in klassen en met jeugdwerk en we gingen zoveel mogelijk met hen de straat op. Onze basisvraag was simpel: hoe is het nu eigenlijk om in dit dorp te wonen?”

Ruimte om te ravotten

Al bij al bleek dat best mee te vallen, vertelt Vanderstede. “Voor kinderen is hun dorp vaak vanzelfsprekend. Ze wonen er graag omdat ze er altijd hebben gewoond. Maar als ze er een beetje over nadenken, komen er toch knelpunten naar voren. Eén thema dat vaak terugkeerde, was het verdwijnen van ruimte om te ravotten. Veel dorpen staan onder druk. Er zijn woningen en appartementen te kort en die worden vandaag vooral in de dorpskern gebouwd. Omdat de gemeente en de kerkfabriek vaak in financiële problemen zitten, worden hun eigendommen verkocht en verkaveld. Maar daardoor verkleint de ruimte voor jongeren. Het parochiecentrum is vaak de plek waar de jeugdbeweging haar lokalen heeft. Als daar vlakbij nieuwe woningen worden gezet, kan dat tot geluidsoverlast en ergernissen leiden. Maar ook onbebouwde stukjes groen waar groepen kinderen en jongeren elkaar ontmoeten, moeten eraan geloven. Daarom is het zeer belangrijk om als gemeente op zoek te gaan naar de plekken die cruciaal zijn in het sociale weefsel. Soms zien ze er op het eerste gezicht nogal onbetekenend uit: een grasveldje bijvoorbeeld. Maar als er veel gevoetbald en gespeeld wordt, of als de buren er een tent opzetten om een barbecue te organiseren, dan moeten zulke plekken misschien toch gevrijwaard blijven. Dat vraagt een ruimtelijke visie die rekening houdt met het sociale. En vaak ook heel wat moed van het bestuur om ‘zachte belangen’ in de schaal te leggen.”

Waar koop jij een ijsje?

In de publicatie ‘Hoe zot is ons dorp?’ staan vijf thema’s centraal. Ruimte om te ravotten is er een van, maar daarnaast kunnen gemeenten zich – samen met de plaatselijke jeugd – nog andere vragen stellen. Zijn er genoeg voorzieningen in de buurt − zoals een sporthal, bibliotheek of cultureel centrum? Kunnen kinderen zelfstandig op pad gaan? Zijn er centrale plekken – zoals een pleintje, maar ook een frituur – waar ze zich welkom voelen? En, ten slotte, hoe sterk is het sociale weefsel? Daarvoor heeft Kind en Samenleving allerlei praktische oefeningen uitgewerkt. De ‘schoenen- en ijsjes-test’ bijvoorbeeld: stel kinderen de vraag waar ze nieuwe schoenen kopen, waar ze een ijsje eten en waar ze chillen met vrienden. Vinden ze het makkelijk om die plekken te bereiken? Worden ze gebracht door hun ouders of kiezen ze voor het openbaar vervoer? En er zijn ook tal van tips om daadwerkelijk tot actie over te gaan. De speelse campagne ‘Bevrijd de speeltijger!’ is een geslaagd voorbeeld: op de poster staan allerlei concrete tips om kinderen alleen de straat op te sturen.

Aan elkaar plakken

De publicatie is pas in het voorjaar van 2016 verspreid, dus voorlopig is het nog wachten op resultaten. “Er zitten wel een aantal projecten in de pijplijn”, weet Vanderstede. “Zo is er in Groot-Bijgaarden een aantal grote nieuwbouwprojecten waarbij de belangen van jeugd nu duidelijk zijn. Maar dat is vaak een werk van lange adem. Het duurt dus nog wel even voor we resultaten zullen zien.” Een ander interessant voorbeeld vindt hij Blaasveld, een deelgemeente van Willebroek. “Die gemeente bestaat uit twee helften, waarbij ook de jonge mensen vrij gescheiden leven. Vooraf dachten we dat het kanaal de grote barrière zou zijn. Maar nee, het bleek de zwarte beek te zijn: een stroompje van ocharme een meter breed. Aan de ene kant staan vooral arbeiderswoningen en ligt er een sociale wijk, aan de andere kant woont de betere middenklasse. Die beek loopt dwars door het kasteelpark. Na ons onderzoek werd duidelijk hoe belangrijk het is om dat park onder handen te nemen. Het wordt de ideale plek om de verschillende delen van de gemeente weer ‘aan elkaar te plakken’. Het voordeel is dat de lokale schepen van Jeugd ook bevoegd is voor Ruimtelijke Ordening. Maar sowieso is dé grote boodschap: integreer kindvriendelijkheid in je volledige beleid. Kijk en observeer hoe kinderen en jongeren zich bewegen en luister naar wat de jeugd graag wil. We hoorden het de schepenen en burgemeesters graag zeggen: “Ja, die kinderen kennen hun dorp toch goed. Dat wist ik niet.” 

www.k-s.be