gezondheid

“Voor zorgverleners moet het griepvaccin de norm worden”

Vaccins redden levens, maar vereisen ook discipline
24.05.2024
Foto's
Bob Van Mol

Sinds de coronapandemie weet iedereen dat vaccins levens kunnen redden, maar er ontstond ook meer vaccinatietwijfel, door geruchten en fake news. Professor Isabel Leroux-Roels, medisch diensthoofd van het Centrum voor vaccinologie van het UZ Gent, zet voor ons de puntjes op de i.

Even beginnen bij de basis: hoe werkt een klassiek vaccin?

Isabel Leroux-Roels: “Een vaccin wordt toegediend om je immuunsysteem te leren ziekteverwekkers te herkennen. Er wordt een immuunreactie opgewekt zonder dat je de ziekte moet doormaken. Bij een natuurlijke infectie duurt het makkelijk één tot twee weken voor je lichaam voldoende antistoffen heeft aangemaakt. In die tijd kan het virus of de bacterie veel schade aanrichten. Als je gevaccineerd bent, zijn er al voldoende antistoffen en reageert je immuunsysteem veel sneller, waardoor je niet of minder ziek wordt.”

En wat is het verschil tussen een “levend” en een “dood” vaccin?

“Bij een levend vaccin vertrek je vanuit de ziekteverwekker zelf. Het virus of de bacterie wordt erg verzwakt, maar leeft nog. Zo krijg je dus een heel lichte vorm van de natuurlijke infectie, waardoor je niet ziek wordt. Het grote voordeel is dat dit soort vaccins heel goed werken. De volledige ziekteverwekker wordt aangeboden aan je immuunsysteem en dringt actief je cellen binnen, waardoor je een brede immuunrespons krijgt. Vaak is één dosis, of eventueel een tweede, al genoeg. Een bekend voorbeeld is het mazelen-bof-rubella-vaccin. Het nadeel is dat je dit niet kunt geven aan mensen met een verzwakt immuunsysteem of zwangere vrouwen.”

“Bij ‘dode’ vaccins wordt de ziekteverwekker eerst gedood. Dat maakt het veiliger, maar die vaccins zijn minder sterk, waardoor meer dosissen nodig zijn. Een bekend voorbeeld is het poliovaccin. Wanneer het over ‘dode’ vaccins gaat, verwijzen we soms ook naar vaccins met daarin slechts één of enkele stukjes van een virus of bacterie. Die staan ook bekend als ‘eiwitvaccins’, omdat de eiwitten aan de buitenkant van een virus worden gebruikt. Ons immuunsysteem herkent dat ene eiwit en reageert daarop, waardoor we niet langer het hele virus moeten toedienen. Vaak moet je daar wel nog een ‘adjuvans’ of immuunstimulerende stof aan toevoegen, omdat zo’n virusstukje een minder sterke trigger is voor het immuunsysteem. Eiwitvaccins zijn zeer veilig, maar het productieproces is complex en traag. Door de vele kwaliteitscontroles kan het gemakkelijk een tot twee jaar duren.”

Moet je voor alle eiwitvaccins eerst de ziekteverwekker kweken?

“Neen, de recentere eiwitvaccins zijn gebaseerd op de ‘recombinante’ technologie. Toen eind jaren ‘80 de moleculaire biologie opkwam, ontdekte men dat je de genetische sequentie voor dat bewuste eiwit in andere cellen kunt injecteren – doorgaans gistcellen –, zodat die cellen het eiwit in grote hoeveelheden kunnen produceren. Dankzij die technologie zijn onder meer de vaccins tegen hepatitis B en HPV ontwikkeld, want die virussen kan je zeer moeilijk kweken.”

En hoe werken dan de mRNA-vaccins?

“Die technologie gaat nog een stapje verder. In plaats van gistcellen te gebruiken, kun je de eiwitten ook laten produceren door onze eigen menselijke lichaamscellen. De eiwitsequentie (ook mRNA-sequentie genoemd, n.v.d.r.) wordt geïnjecteerd via het vaccin, en vervolgens beginnen onze cellen dat eiwit te produceren. Dit idee bestaat al heel lang, maar door de instabiliteit van mRNA kon het niet tot in de cellen gebracht worden. De grote doorbraak waren de kleine vetbolletjes om ze te vervoeren in het lichaam: lipide nanopartikels. Die omhullen het mRNA en hun wand versmelt met onze eigen celwand. Zo wordt het mRNA als een pakketje in onze cel afgeleverd. Ons eigen lichaam produceert dan tijdelijk dat bepaalde eiwit, dat vervolgens wordt losgelaten en getoond aan de oppervlakte van de cellen. Dáárop reageert ons immuunsysteem, onder meer door antistoffen te produceren.”

Hoe veilig zijn vaccins nu echt?

“Het is belangrijk om te beseffen dat vaccins die op de markt komen, eerst extreem rigoureus worden getest. Ze worden toegediend aan tienduizenden proefpersonen. Ter vergelijking: bij geneesmiddelen gaat het soms maar enkele honderden mensen. Dat is ook logisch. Bij pakweg chemotherapie aanvaardt men meer bijwerkingen, terwijl vaccins preventieve maatregelen zijn. Een nulrisico bestaat niet, maar de balans tussen de voor- en nadelen wordt constant gemonitord. Enerzijds wordt er gekeken naar het aantal infecties, hospitalisaties en overlijdens die vermeden worden door het vaccin. En anderzijds naar de bijwerkingen. De belangrijkste bijwerkingen van veel vaccins zijn een stijve arm en een grieperig gevoel. Dat betekent niet dat je de ziekte doormaakt, maar dat je immuunsysteem wordt geactiveerd. Goed nieuws dus. Maar daarnaast zijn er zeldzame, ernstige bijwerkingen. Bij de mRNA-vaccins tegen covid zag je bijvoorbeeld dat er meer hartspierontstekingen voorkwamen. Uit onderzoek bleek dit bijna uitsluitend zo te zijn bij jonge mannen. Wel, dat was een reden om die bepaalde vaccins niet meer toe te dienen bij die doelgroep.”

Op welke manieren heeft covid de vaccinatiewereld veranderd?

“De mRNA-vaccins zijn doorgebroken en nu zitten er veel gelijkaardige vaccins in een stroomversnelling. Zo zit het vaccin tegen cytomegalovirus (CMV) in fase 3. Het is een virus dat zwangere vrouwen en hun ongeboren kinderen treft. En we hopen ook op betere griepvaccins, die bovendien sneller kunnen worden aangepast. Daarnaast is de ontwikkeling van vaccins enorm versneld, een evolutie die we niet meer kunnen terugdraaien. Het besef is er dat overal ter wereld vaccins moeten worden geproduceerd. Het kan niet de bedoeling zijn dat Afrika moet sméken bij de Verenigde Staten om vaccins te krijgen.”

“Het nadeel is dat er veel polarisering is ontstaan. Vaccinatietwijfel staat in de top tien van bedreigingen voor de wereldgezondheid, volgens de WHO. In sommige regio’s zie je dat ouders hun kinderen niet meer laten vaccineren tegen mazelen, waardoor uitbraken ontstaan. In Vlaanderen doen we het voorlopig nog zeer goed, maar we moeten waakzaam blijven.”

Er wordt veel verwacht van “kankervaccins”. Hoe zullen die werken?

“Er zijn al twee ‘echte’ kankervaccins: het vaccin tegen hepatitis B, een belangrijke oorzaak van leverkanker, en het HPV-vaccin. Het humaan papillomavirus veroorzaakt baarmoederhalskanker en genitale wratten, maar ook anale en genitale kanker en kanker van de mond- en keelholte. Dankzij het HPV-vaccin kunnen die kankers de wereld uit worden geholpen. 

Maar als er vandaag wordt gepraat over ‘kankervaccins’, dan bedoelt men meestal immunotherapie. Dat is dus geen preventie, maar behandeling. Het concept is wel hetzelfde. Je immuunsysteem wordt getraind om stukjes van een tumor te herkennen, zodat je lichaam leert om zelf tumorcellen aan te vallen. Momenteel zijn die ‘vaccins’ in ontwikkeling voor onder meer prostaatkanker, darmkanker en huidkanker, en men verwacht dat ze rond 2030 op de markt zouden komen.”

Is vaccinatie voor zorgverleners extra belangrijk?

“Absoluut. Zorgverleners komen veel vaker dan gemiddelde burgers in contact met besmettelijke ziektes zoals griep, covid en hepatitis B. Als zij ziek worden, moeten ze thuisblijven, waardoor de zorg nog meer onder druk komt. Bovendien is er het risico dat ze collega’s en patiënten besmetten. Helaas zien we dat sinds covid de griepvaccinatiegraad in veel ziekenhuizen is gehalveerd. Dat heeft met verkeerde informatie te maken, maar ook met vaccinatiemoeheid. Nochtans is de doelstelling in Vlaanderen dat er tegen 2030 voor griep een vaccinatiegraad van 90% moet zijn bij zorgpersoneel. Het moet de norm worden. Ik ben geen voorstander van verplichting, dat wekt alleen meer weerstand op. Maar ik geloof wel in rolmodellen of ‘influenzers’: charismatische collega’s die anderen kunnen overtuigen om zich ook te laten vaccineren. Inzicht in de psychologie en groepsdynamiek is extreem belangrijk, met wetenschappelijke feiten alleen kom je er niet.”