welzijn & zorg

'Wie zorg nodig heeft, zal zelf aan het roer staan'

De toekomst van de Vlaamse sociale bescherming
14.02.2018
Foto's
Jan Locus

Ieder jaar valt bij elke Vlaming een rekening in de bus: de zorgpremie, goed voor 51 euro. Maar wat gebeurt er eigenlijk met dat geld? Minister Jo Vandeurzen noemt het ‘een volksverzekering’. Betrokkenen uit de sector laten hun licht schijnen op de Vlaamse sociale bescherming.

“Dankzij solidaire zorgbijdrages van iedereen in Vlaanderen kan de Vlaamse sociale bescherming mensen die veel zorg nodig hebben, financieel versterken en de kwaliteit van hun leven verbeteren.” Zo luidt het op de website vlaamsesocialebescherming.be, waar alles van naaldje tot draadje wordt uitgelegd. Vraag echter in een willekeurige Vlaamse straat aan voorbijgangers wat de Vlaamse sociale bescherming is en ze zullen u waarschijnlijk het antwoord schuldig blijven. Wat misschien wél een belletje doet rinkelen, is de jaarlijkse zorgpremie die we allemaal moeten betalen. 51 euro voor de meerderheid, 26 euro voor wie recht heeft op een verminderd tarief. “Dit is dan ook een soort verzekering”, legt Vlaams minister van Welzijn Jo Vandeurzen (CD&V) uit. “Ik beschouw het graag als een volksverzekering, die de Vlaming zo efficiënt en automatisch mogelijk toegang geeft tot langdurige zorg.” 

Op het eerste gezicht lijkt dat overbodig: we hebben toch al een federale ziekteverzekering, die heel wat medische kosten dekt? “Het gaat om een nieuwe, Vlaamse laag van de sociale zekerheid. Die is destijds opgericht om zorg voor iedereen toegankelijk te maken, maar de nadruk lag – en ligt – vooral op genezen. Terwijl we grote veranderingen zien bij zorgvragen. Er zijn meer mensen die langdurige zorg nodig hebben, maar zolang mogelijk thuis willen blijven en participeren aan de samenleving. Op die veranderende noden proberen we met de Vlaamse sociale bescherming een antwoord te bieden. Al is het zeker niet onze ambitie om de sociale zekerheid volledig te splitsen, de federale ziekteverzekering blijft haar plaats behouden. We werken ook zoveel mogelijk samen, om het voor de sector en de burger overzichtelijk te houden.”

De Vlaamse sociale bescherming is nog volop in ontwikkeling, maar voorlopig zijn er al drie belangrijke tegemoetkomingen, vertelt minister Vandeurzen. “Ten eerste natuurlijk het basisondersteuningsbudget: voorlopig zijn er al 15.000 mensen met een beperking die daar automatisch recht op hebben. Het gaat om een forfaitair bedrag van 300 euro per maand dat mensen vrij kunnen besteden. Dit systeem breiden we stap voor stap uit, zo is er afgelopen jaar nog een groep van 6.000 mensen toegevoegd: minderjarigen en jongvolwassenen (–25 jaar). Een tweede tegemoetkoming is de Vlaamse zorgverzekering, een maandelijks bedrag waarmee zwaar zorgbehoevenden hun niet-medische kosten kunnen dekken. Daar kunnen nu al 250.000 Vlamingen en Brusselaars van genieten. En ten slotte is er nog de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden, die sinds 1 januari 2017 beschikbaar is. Hiermee bereiken we nu al 105.000 65-plussers met een beperkt inkomen en gezondheidsproblemen.”

Sneller rolstoel aanvragen

Eén ding is duidelijk: ook al kent niet elke man in de straat de Vlaamse sociale bescherming, toch maken heel wat mensen er al gebruik van. En met de hulp van campagnes, wil Jo Vandeurzen aan iedereen de voordelen van dit systeem duidelijk maken. “Voor de zorgvragers zal het allemaal veel minder complex worden. Neem nu bijvoorbeeld de mobiliteitshulpmiddelen, een bevoegdheid die een tijdje geleden is overgedragen aan Vlaanderen. Wie nu een rolstoel wil aanvragen, kan een tegemoetkoming krijgen van de federale ziekteverzekering en een aanvullende vergoeding van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. Maar dat is een hele papierwinkel, die vaak lang aansleept. Vanaf 1 januari 2019 zal dit via de Vlaamse sociale bescherming gebeuren, met één loket. De leeftijdsgrens van 65 jaar zal ook verdwijnen en er komt een versnelde procedure voor mensen met een degeneratieve aandoening. Bovendien wordt het ook mogelijk om een rolstoel te huren.”

Dat zijn allemaal zeer positieve veranderingen, zegt Danny Reviers van de ALS Liga. “Nu duren die aanvragen inderdaad veel te lang, zeker voor patiënten met ALS en andere degeneratieve ziektes. Het gaat zelfs zover dat het VAPH (Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, n.v.d.r.) geregeld ALS-patiënten doorverwijst naar ons, omdat wij hen gratis en snel kunnen helpen. Maar dat is voor ons natuurlijk niet houdbaar.” De verwachtingen zijn dus hooggespannen, aldus Reviers. “Dankzij dat ene loket zal het hopelijk een stuk eenvoudiger worden voor patiënten. Maar we hopen toch ook dat de hulp adequater en sneller zal zijn. Omdat ALS zo snel evolueert – gemiddeld leven patiënten nog maar 33 maanden na hun diagnose – verandert ook de vraag naar hulpmiddelen zeer snel. De eerste maanden volstaat een rollator als loophulp, vervolgens kun je overschakelen op een eenvoudige rolstoel, en pas daarna op een elektrische rolstoel. Maar omdat de procedure bij het VAPH nu zo traag verloopt, en je bovendien maar recht hebt op één rolstoel per vier jaar, moeten patiënten al meteen zo’n zwaar model aanvragen. Dat is een zware mentale dobber. Terwijl er in de kelders van organisaties rolstoelen staan te verstoffen, die op korte termijn zo’n verschil zouden kunnen maken.”


Minister Jo Vandeurzen kent de pijnpunten. “Daarom werken we aan een nieuw systeem waardoor de patiënten flexibel zullen kunnen overschakelen naar een nieuwe gehuurde rolstoel, zonder lange wachttijden. Dat lijkt eenvoudig, maar bij die transitie komt heel wat kijken. Om tegen 2019 klaar te zijn, wordt er met man en macht aan deze hervorming gewerkt.”

BelRAI

De hele filosofie achter de Vlaamse sociale bescherming stelt de zorgvrager centraal. “We willen alles zo klantvriendelijk mogelijk maken en mensen zoveel mogelijk zelf aan het roer zetten”, vertelt minister Ja Vandeurzen. “In de eerste plaats hebben we daarvoor een goed instrument nodig om de zorgnood van mensen objectief te meten. Daarvoor is BelRAI uitgewerkt, een Belgische variant van een internationaal onlinemeetinstrument. Op basis van hun inschaling zullen mensen hun zorgplan krijgen. Die bestaat uit twee grote pijlers: zorgbudgetten en zorgtickets. De eerste zijn forfaitaire uitkeringen, die vrij besteed kunnen worden. De tweede geven toegang tot vormen van zorg en ondersteuning, op basis van een geprogrammeerd aanbod met derdebetalersysteem.”

Sociologieprofessor Anja Declercq (LUCAS, KU Leuven) werkte mee aan de ontwikkeling van BelRAI. “Het is een instrument dat in kaart brengt hoe iemand functioneert, zowel op fysiek, psychisch als sociaal vlak. Kan deze persoon zichzelf wassen? Zijn er mantelzorgers beschikbaar? Heeft de persoon last van depressieve gevoelens? Op basis van de antwoorden wordt dan een zorgplan opgesteld. Dat zou dus ook gebruikt kunnen worden om de zorgzwaarte te bepalen en budgetten toe te kennen. In het buitenland gebeurt dat nu al, maar bij ons moet natuurlijk nog een politieke discussie volgen: hoe vind je een evenwicht tussen betaalbaarheid, inclusie en autonomie? We mogen het ook niet te eenvoudig voorstellen: twee mensen met eenzelfde BelRAI-profiel hebben niet automatische dezelfde noden. Het is dus zeker niet de bedoeling om automatische zorgplannen op te stellen.” 

We zullen wel evolueren naar meer autonomie voor zorgvragers, maar volgens minister Jo Vandeurzen wordt het geen kopie van het systeem uit de sector voor personen met een handicap. Er wordt veeleer aan een derdebetalersyteem gedacht. De essentie zal zijn dat de zorgzwaarte bepalend wordt voor de financiering. En dat de zorg zo meer afgestemd kan worden op de zorgvrager, die zelf de ondersteuning kan kiezen die het beste aan zijn situatie is aangepast. Dat kan voor de ene een dagcentrum zijn, maar voor de andere gezinszorg, al dan niet in combinatie met mantelzorg.

“Die autonomie is zeker positief”, vindt Declercq. “En ik denk dat persoonsvolgende financiering absoluut de weg is die we in de toekomst moeten bewandelen. Maar mensen cashbudgetten geven is ook geen wondermiddel. Niet iedereen is instaat om zijn eigen zorgnoden te formuleren en de zorg te coördineren. Dat zien we nu ook al: voor mensen met een mentale beperking of dementie is het onmogelijk om zelf hun budget te beheren. Dan is er nood aan goede vertegenwoordigers. Daarnaast pleit ik ook voor het recht om niet zelf te moeten kiezen en niet je eigen zorg te moeten beheren. Dat kan ingebouwd worden in het systeem. Want we moeten opletten dat we die autonomiegedachte niet te ver doordrijven, zodat inclusie niet ontaardt in exclusie.”

Controle over de markt

Professor Declercq ziet nog een tweede grote uitdaging: meer autonomie voor zorgvragers leidt automatisch tot minder autonomie voor zorgverleners. “Ook die evenwichtsoefening moeten we zorgvuldig maken. Want voor goede zorg heb je zeker ook tevreden personeel nodig.” Dat evenwicht is ook volgens Margot Cloet, gedelegeerd bestuurder van Zorgnet-Icuro, cruciaal. “De financiering van het nieuwe systeem zal zeer goed uitgewerkt moeten worden in overleg met de sector. Wij zijn geen voorstander van cashbudgetten voor het aanbod in voorzieningen, maar wel van een derdebetalersysteem. Het is belangrijk dat zorgvragers meer zelf kunnen kiezen, maar we blijven toch ook vragen dat de overheid controle behoudt over de markt. Als die volledig open gaat, krijgen we binnen de kortste keren problemen met vraag en aanbod. Dan ontstaat een sfeer van cherry picking: voorzieningen zullen enkel nog cliënten of patiënten toelaten die veel middelen opbrengen of weinig zorg nodig hebben. Om dat te vermijden, hebben we nood aan een gesloten markt met vergunde aanbieders. Die zullen de lat uiteraard hoog leggen, want we moeten streven naar de beste kwaliteit voor de meest kwetsbaren. Daarom is de financiering op basis van zorgzwaarte ook zo’n goede zaak. Maar dat betekent ook dat het voor de voorzieningen financieel leefbaar moet blijven.”

En dat is natuurlijk een andere belangrijke kwestie: hoe blijft de Vlaamse sociale bescherming betaalbaar? Volgens Cloet moet er gesleuteld worden aan de zorgpremie. “51 euro is een zeer laag bedrag, waardoor mensen het niet echt beschouwen als een verzekering. Wat ons betreft mag dat bedrag omhoog, al pleiten we er wel voor da  het rekening houdt met de financiële draagkracht van mensen, door bijvoorbeeld vier trappen in de bijdrage te voorzien. En het lijkt ons ook belangrijk dat burgers nog beter geïnformeerd worden over wat ze in de plaats krijgen. Zo wordt de solidariteit aangewakkerd en kan de Vlaamse sociale bescherming uitgroeien tot een volwaardige sociale verzekering.” Daarnaast pleit Cloet nog voor een duidelijk onderscheid tussen effectieve zorg enerzijds, en woon- en leefkosten anderzijds. “Dat eerste moet absoluut terugbetaald worden door de sociale bescherming. Maar als je luxe wil, moet je daar zelf voor betalen.”

Solidariteit aanwakkeren

Ook minister Jo Vandeurzen wil graag de solidariteit bij de Vlamingen aanwakkeren, en de logica achter het verzekeringssysteem nog meer duidelijk maken. “Maar we mogen toch ook niet vergeten dat het grootste deel van het budget uit de algemene middelen komt. Of de zorgpremie omhoog moet, zoals hier en daar gesuggereerd wordt, is een vraag voor de volgende legislatuur. Tijdens deze legislatuur zal dat zeker niet gebeuren. Al hoop ik dat de onderhandelaars van een volgende regering onze politieke keuzes zullen verderzetten en versterken. De financiering van de Vlaamse sociale bescherming moet een structureel meerjarenplan worden, het kan niet de bedoeling zijn dat de minister van Welzijn elk jaar moet smeken om meer middelen. Als we de Vlaamse sociale bescherming verder willen uitbouwen – en dat is toch zeker de ambitie – is duidelijk dat het budget omhoog moet. Al zal die verdere uitbouw wel geleidelijk gebeuren: in de zorg- en welzijnssector is continuïteit zeer belangrijk, zowel voor de gebruikers als voor de professionals. We gaan de financiering van pakweg woonzorgcentra niet zomaar holderdebolder veranderen. Er is nood aan een draagvlak in de sector en aan wetenschappelijk onderzoek om alles tot een goed einde te brengen. Ik ben ervan overtuigd dat we tijdens deze legislatuur de stevige fundamenten van de Vlaamse sociale bescherming kunnen leggen, als antwoord op de steeds complexere zorgvragen. En ik hoop dat achteraf zal blijken dat we het juiste momentum hebben gegrepen om de zorg geïntegreerd te ondersteunen.”

Nog één heikel punt, ten slotte: Brussel. Vlaamse Brusselaars kunnen zich vrijwillig aansluiten bij de Vlaamse sociale bescherming, maar blijken dat steeds minder te doen. Vooral mensen die zorg nodig hebben, kiezen voor dit systeem. Wat het natuurlijk niet betaalbaarder maakt. Minister Jo Vandeurzen staat achter de vrijwillige aansluiting voor Brusselaars, maar kijkt ook naar de Brusselse regering. “Het is nog afwachten hoe zij hun nieuwe bevoegdheden zullen invullen. Eenmaal daarover duidelijkheid is, zullen we zeker met hen overleggen. Het moet vooral duidelijk blijven voor de Brusselaars zelf.” Minister Jo Vandeurzen is trouwens niet de enige die uitkijkt naar de beslissingen van andere gewesten. “De ALS Liga werkt – al twintig jaar trouwens – nationaal, waardoor het voor ons nu zeer verwarrend is wat de toekomst zal brengen”, vertelt Danny Reviers. “Hoe zal de situatie in Wallonië evolueren? Voor ons vergt het zeer grote inspanningen om dit op te volgen, om van de vele ALS-patiënten nog te zwijgen. Ik hoop dus dat er, zowel in Vlaanderen als in de rest van het land, goede campagnes zullen komen voor de burgers, waar ook wij nauw bij betrokken mogen zijn."